Column: Brief aan de koning
Majesteit, het is mij niet bekend of u geabonneerd bent op het koningsgezinde Reformatorisch Dagblad. Evengoed ben ik zo vrij mij in deze column te richten tot u. Er moet mij namelijk iets van het hart. U bent, als u dit leest, weer teruggekeerd van uw staatsbezoek aan India. Er werd weer van u verlangd de mensenrechten, of beter gezegd het schenden ervan, aan te kaarten. Dat is op momenten ook gebeurd. Nu is het idee dat mensen rechten hebben een discutabel concept, maar dat ter zijde. Wat mij niet zint, is dat u in dit soort situaties geacht wordt de dominee uit te hangen.

Nederland heet een land te zijn van dominees en kooplieden. Sommigen menen dat deze typering slaat op onze Gouden Eeuw (u weet wel, die periode die onlangs is gedegradeerd tot blikken eeuw). In werkelijkheid slaat het beroepenpaar op onze stijl van buitenlandse politiek. Ik heb het voor de gelegenheid eens uitgezocht.
De eerste die de uitdrukking ”land van dominees en kooplieden” bezigde, lijkt mr. drs. Harrie Langman te zijn geweest. Bij gelegenheid van het 25-jarig regeringsjubileum van uw grootmoeder sprak deze oud-minister in de Ridderzaal over het onderwerp ”de wereld in Nederland”. Daar introduceerde hij in het bijzijn van de koninklijke familie het begrippenpaar.
De oer-Nederlandse figuren van dominee en koopman staan volgens Langman voor twee manieren waarop ons land de buitenwereld tegemoet kan treden. „De dominee ziet het als zijn taak de ontwikkelingen in de wereld aan voor hem vaststaande normen te toetsen en protest aan te tekenen, tot actie op te roepen als de werkelijkheid zich niet aan die normen stoort. De koopman daarentegen heeft oog voor de normen en de belangen van anderen en wil tot zaken komen. De dominee denkt zwart-wit, de koopman heeft oog voor de nuances van het grijs, voor het compromis.” Soms treedt in onze benadering van het buitenland de dominee op de voorgrond, op andere momenten de koopman. Aldus Langman in 1973.
Blijkbaar is er in deze tijden weer behoefte aan de domineesbenadering. Bij elk staatsbezoek aan een land met van ons afwijkende normen en waarden klinkt weer de roep om een mensenrechtenpreek. In het onwaarschijnlijke geval dat ik in uw positie zou verkeren, zou ik daar niet meer aan beginnen. Begrijpt u mij alstublieft niet verkeerd: de erbarmelijke omstandigheden waarin veel wereldbewoners verkeren, gaan mij ook aan het hart. Dat er onacceptabele schendingen van de menselijke waardigheid plaatsvinden, daar twijfel ik geen moment aan. U lijkt me alleen niet de aangewezen persoon om de kastanjes uit het diplomatieke vuur te halen.
Laat premier Rutte het doen, of minister Blok. Zij hebben in tegenstelling tot u politieke middelen in handen om hun woorden van afkeuring kracht bij te zetten. Of beter nog: laat de kooplieden optreden als dominees en de mensenrechtensituatie aankaarten. Meereizende handelsdelegaties lijken me uitermate geschikt om de gewenste normen en waarden te verspreiden. Zij hebben een economische voet tussen de deur en kunnen een subtiele vorm van economische dwang uitoefenen.
In de 18e eeuw meende men dat er van internationale handel een beschavende werking uitgaat. Intensivering van de handelsbetrekkingen zou de mores van minder ontwikkelde volken als vanzelf op een hoger peil brengen. Dat mag wel heel optimistisch klinken, zoals we van verlichtingsdenkers gewend zijn, maar er zit een kern van waarheid in. Handeldrijven met de nodige reclame voor menswaardige normen en waarden werkt beter dan preken.
Misschien neemt u, Majesteit, de rol van dominee tijdens staatsbezoeken graag op u. In dat geval heb ik daar respect voor en moet u het vooral niet laten om tijdens staatsbanketten beschavende woorden te spreken. Maar mogelijk voelt u zich er ongemakkelijk bij en benadrukt u liever de goede betrekkingen. In dat geval zou ik zeggen: hang de toga aan de wilgen en laat de kooplieden het voortaan doen.
Hoogachtend,
Dr. J. W. Hengstmengel, werkzaam aan de Tilburg School of Catholic Theology. Zijn onderzoek richt zich op de verhouding tussen theologie en economie.