Gebitscontrole
Nog even en dan valt aan iemands gebit te zien tot welke inkomensgroep hij behoort. Die waarschuwing lieten enkele politici zaterdag horen naar aanleiding van een onderzoek door de Universiteit van Tilburg. Sinds de vergoeding voor de periodieke gebitscontrole uit het ziekenfonds is geschrapt, laten 3 miljoen Nederlanders hun kiezen en tanden niet meer elk halfjaar nakijken.
Het dalende tandartsbezoek is niet het enige gevolg van het snijden in de gezondheidszorg. Bijna driekwart miljoen mensen laten „soms” noodzakelijke medische behandelingen achterwege omdat zij die niet kunnen betalen. En bij de thuiszorg komen dagelijks tientallen telefoontjes binnen van zorgbehoeftigen die de hulp opzeggen omdat hun het geld daarvoor ontbreekt.
Behalve dat de overheid ingrijpend heeft bezuinigd op de vergoeding van de medische zorg, zijn de premies voor het ziekenfonds fors omhooggegaan. Zo ontstaat het gevoel aan twee kanten gepakt te worden.
Dat mensen zelf bij moeten dragen aan hun medische verzorging is op zichzelf niet verkeerd. Het meest kostbare dat een mens op deze aarde heeft, moet hem ook wat waard zijn. Wanneer alle kosten voor de gezondheidszorg op de gemeenschap kunnen worden afgewenteld, werkt dat gemakzucht in de hand. Mensen zijn verantwoordelijk voor de gevolgen van hun manier van leven. Door een eigen bijdrage te vragen, gaan burgers dat beter beseffen en wordt ook voorkomen dat wachtkamers van huisartsen vol zitten met mensen die voor een wissewasje naar de dokter gaan. Zo kan de druk op de huisartsen, die groot is, minder worden. En tegelijk zorgt deze maatregel dat de stijging van de kosten in de gezondheidszorg enigszins beperkt wordt. Dat is hard nodig, want in vijf jaar tijd zijn die met 50 procent toegenomen.
Toch heeft de bezuinigingsoperatie van de overheid een keerzijde. Er zijn groepen voor wie de effecten dubbel hard aankomen, zoals chronisch zieken en ouderen die hulp behoeven. Chronisch zieken zagen door de beperkingen van de vergoedingen hun inkomen in de achterliggende vijf jaar met 16 procent afnemen. En dat terwijl zij niet vanwege een kleinigheid de hulp van artsen en verplegers inroepen. Bezuinigingen zijn noodzakelijk, maar deze groep patiënten verdient vanuit de solidariteitsgedachte een clemente behandeling.
Voor hulpbehoevende bejaarden zijn de beperkingen van vergoedingen ook heel pijnlijk. Maar hier zou solidariteit op andere wijze gestalte kunnen krijgen. Bijna iedereen vindt dat deze mensen een beroep moeten kunnen doen op familie, vrienden en buren. In de praktijk komt het echter nogal eens voor dat ouderen vergeten worden. Dat mag niet.
Particulieren instellingen en vooral ook kerken kunnen op dit punt veel goed werk doen. Zeker in een christelijke gemeente mag het niet voorkomen dat mensen die hulp nodig hebben, vergeten worden. De diaconie, juist bedoeld als instelling voor hulpbetoon aan behoeftigen, kan hier een belangrijke functie vervullen. De oorspronkelijke doelstelling van het diakenambt kan in de huidige situatie beter tot zijn recht komen dan in de bijna perfect georganiseerde verzorgingsstaat zoals we die tot voor kort hadden.
Critici van de verzorgingsstaat hebben in het verleden steeds beweerd dat de overheid met de sociale zorg op de stoel van de kerk ging zitten. Nu zal blijken wat die kritiek waard is geweest.
Zowel door financiële ondersteuning als door het coördineren van vrijwilligerswerk kan de diaconie een belangrijk deel van de overheidszorg overnemen. En als er geen eigen leden hulp nodig hebben, dan zijn er in de heggen en steggen genoeg te vinden die een beker koud water zeer begeren.