Column: ”symposion” met muziek in de Pelgrimvaderskerk
Een goede vriend van mij vertelde me enige tijd geleden dat hij ter gelegenheid van zijn afstuderen een vriendenavond wilde houden in de Pelgrimvaderskerk in Rotterdam Delfshaven. Hij is tevens de pianoleraar van mijn oudste zoon en hem had hij gevraagd om op die avond iets op de vleugel te spelen. Toen we het nadien samen hierover hadden, werd het idee geboren om niet ieder apart te spreken of te spelen, maar om als vader en zoon één gezamenlijk stuk van woord en muziek te maken, getiteld ”Huis van de Vader”.
Op zaterdagmiddag in de herfstvakantie zijn we samen naar het station van Sliedrecht gewandeld. De treinen reden op tijd en al spoedig arriveerden we op station Rotterdam Blaak. Hier moesten we verder met de metro. Net toen we niet meer wisten hoe we verder moesten, hoorden we iemand roepen: „Ha, meneer Mackay, wat doet u hier?” Er stond een student van school voor onze neus en hij heeft ons naar de goede metro gebracht.
We stapten even later uit en liepen naar de Pelgrimvaderskerk. Stiekem hoopte ik dat de kerk al open was, zodat we alvast even in alle rust konden oefenen. De deur van de kerk zat echter op slot, maar net toen we aan de deur rammelden, ging deze open en stapte een man met priesterboordje naar buiten. We vroegen hem of we alvast in de kerk mochten om de vleugel uit te proberen en hij leidde ons naar binnen. Er was daar nog een lustrum van de studentenvereniging CSFR aan de gang, maar de kosteres beloofde dat ze ons zou bellen zodra de kerk leeg was (mijn zoon heeft in tegenstelling tot mij wel een mobiel!).
Om de tijd te overbruggen, dronken we op het terras van een naastgelegen restaurant een kop koffie en nadien aten we bij het bruggetje tegenover de kerk onze boterhammen op. Ineens werd ik op mijn schouder getikt. De kosteres stond daar: „Ik zag jullie staan, dus ik dacht, ik bel niet, maar loop even naar jullie toe. Als jullie willen kunnen jullie de kerk in.” We liepen met haar mee en betraden de kerk.
We verwonderden ons over de drie ”gidsen” die ons hierheen geleid hadden en op de een of andere manier daalde daardoor een wondere rust in ons neer. Even later klonken de klanken van de vleugel prachtig op tegen de balken van dit eeuwenoude warmdonkere gebouw. Net toen we klaar waren, arriveerde onze vriend, samen met enkele musici die hun instrumenten wilden uitproberen, en even nadien kwamen de eerste gasten de kerk binnen.
De avond begon. Na het indrukwekkende welkom en na de door de organist prachtig begeleide openingspsalm klonk het ”Air” van J. S. Bach in een arrangement voor viool en piano wondermooi door de ruimte.
Toen waren wij aan de beurt. Ik was meer gespannen dan anders tijdens een lezing: niet voor mezelf maar voor mijn zoon, die voor het eerst voor een kerk vol met mensen muziek moest spelen. Maar toen ik eenmaal zijn eerste vleugelklanken hoorde, viel alles weg. Wij waren daar als vader en zoon en de tijd bestond niet meer.
In de pauze waren er de goede gesprekken en dronken we warme koffie. Na de pauze volgden twee boeiende lezingen, die werden afgewisseld door een subtiel gespeelde orgelvertolking van een fuga van J. S. Bach, een warm gespeeld ”Erbarme Dich” in een arrangement voor viool en piano, enkele mooi en kwetsbaar gezongen liederen en een zeer verrassende pianomix van Beethoven, Chopin en Mendelssohn.
Normaal gesproken houd ik niet zo van feesten of bijeenkomsten. Meestal worden dergelijke avonden immers gevuld met leeg gebabbel en geklets. Maar deze avond had iets van het ”symposion” of ”gastmaal” van de Griekse wijsgeer Plato, waarin de vrienden waren genodigd om met elkaar te spreken over het vreugdevolle geheimenis van dit bestaan. De kern van dit geheimenis is dat God diep in onze ziel een verlangen heeft gelegd naar Hem en naar het Vaderhuis. Op een wonderlijke manier hadden Socrates en Plato, die ver vóór Christus leefden, daar in zekere zin weet van. Wij mogen leven ná Christus. Tijdens onze Reis door de nacht mogen we soms glimpen zien van het licht Gods dat door de luiken van het Vaderhuis naar buiten schijnt.
De auteur is historicus en filosoof. Hij werkt als docent aan de Driestar hogeschool in Gouda.