„Voldoende bewijs voor negatief effect ‘bijengif’ op insecten”
De achteruitgang van wilde bijen wordt zeker niet uitsluitend veroorzaakt wordt door het gebruik van neonicotinoïden in de landbouw. Maar er zijn inmiddels voldoende wetenschappelijke bewijzen voor sterk negatieve effecten op deze, ook voor de mens, belangrijke soortengroep.
Dat zegt prof. David Kleijn, leerstoelhouder Plantenecologie en Natuurbeheer bij de Wageningen University & Research in reactie op het dinsdag gepresenteerde rapport van de stichting Agri Facts. Daarin staat onder andere dat het niet klopt dat bijen en hommels verdwenen zijn door het gebruik van de zogeheten neonicotinoïden in de landbouw.
Je kunt niet stellen dat het slechter ging met insectensoorten vanaf het moment dat neonicotinoïden voor het eerst gebruikt werden, zegt Kleijn. „Dat is simplistisch en doet geen recht aan de complexe werkelijkheid.”
Een andere belangrijke factor is het verdwijnen van laag productieve bloemenrijke graslanden, de primaire habitat van wilde bijen. „Dit verklaart waarom veel soorten al voor de introductie van neonicotinoïden uit het agrarisch landschap waren verdwenen en nu uitsluitend nog in natuurreservaten voorkomen.”
Stichting Agri Facts zet zich in om misstanden boven water te halen bij de onderbouwing van beleid dat boeren en tuinders raakt. Ze bood dinsdag het rapport en een petitie aan de landbouwwoordvoerders van de Tweede Kamer aan.
In het rapport staat onder andere dat het niet met alle bijen en hommels in Nederland slecht gaat. Bij 112 van de 380 beschreven soorten zijn de aantallen de afgelopen vijftien jaar juist toegenomen. Die hebben in vergelijking met soorten die onder druk staan vaker een groot verspreidingsgebied, tot in de stad toe. Ook vliegen ze vaker op bloemen die veel voorkomen op het platteland.
Van 75 soorten bijen en hommels nam de populatie met de helft of meer dan de helft af. Deze soorten hebben in vergelijking met soorten die het wél goed doen, vaker open vegetaties als biotoop. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om gemengd bos met open zandvlakten en natuurgraslanden.
Sinds 1900 zijn 46 soorten bijen en hommels uit Nederland verdwenen. Volgens het rapport van Agri Facts ligt de datum waarop de laatste exemplaren werden gezien voor bijna al deze soorten vóór 1995, het jaar waarin in Nederland neonicotinoïden op de markt kwamen.
Neonicotinoïden zijn middelen om insecten te bestrijden die schade aanrichten in land- en tuinbouwgewassen. Critici bestempelen de middelen als ‘bijengif’ omdat in sommige internationale onderzoeken een relatie is gelegd met de wereldwijde bijensterfte van de afgelopen decennia.
Boeren en tuinders mogen neonicotinoïden alleen gebruiken in gewassen die voor bijen niet aantrekkelijk zijn, bijvoorbeeld omdat ze niet bloeien. Diverse toepassingen zijn inmiddels verboden. Dit jaar gebeurde dat met het gebruik in coating van suikerbietenzaad. Volgens land- en tuinbouworganisatie LTO moeten bietentelers nu noodgedwongen vaker met hun spuitmachine het land op, met verouderde bestrijdingsmiddelen.
De Kamer debatteert donderdag over gewasbeschermingsmiddelen.