Kind met „loodzwaar” probleem in de knel
De maatschappij weet zich geen raad met jongeren met „loodzware” problemen. Velen van hen belanden te snel in gesloten jeugdzorginstellingen, zegt onderzoekster Maria de Jong-de Kruijf. „We moeten ons hun lot meer aantrekken.”
„Het is best schokkend dat we ons als samenleving geen raad weten met deze jongeren”, zegt mr. Maria de Jong (34). De advocate uit reformatorische kring promoveert volgende week aan de Universiteit Leiden op de thematiek.
In het verleden belandden kinderen met ernstige gedragsproblemen of psychische aandoeningen in jeugdgevangenissen. Dus tussen criminele leeftijdgenoten. Maar sinds 2008 kunnen jongeren zonder strafblad terecht in zo’n vijftien gesloten jeugdzorginstellingen. De Jong is blij dat deze jongens en meiden nu in beginsel niet meer tussen jeugdige criminelen verblijven. Toch heeft ze grote zorgen over de jongeren in de gesloten jeugdzorg. Het gaat bijvoorbeeld om meisjes met loverboyproblematiek, suïcidale neigingen of om extreem agressieve jongens. Ze komen vrijwel altijd uit gebroken gezinnen, zijn relatief vaak misbruikt of kampen met andere trauma’s. In bijvoorbeeld (pleeg)gezinnen zijn deze kinderen niet meer te handhaven. „Bijvoorbeeld omdat ze hun slaapkamer in brand steken.”
Gevangenschap
Kinderen in gesloten jeugdzorginstellingen ervaren hun verblijf daar als gevangenschap, concludeert De Jong op grond van enkele tientallen interviews met jongeren. „Er heerst nogal eens een repressieve sfeer. Kinderen worden dan voor straf in een isoleercel geplaatst. ’s Avonds moet de deur van de kamers op slot. Voor ”pauze” gebruiken de jongeren het woord ”luchten” – typisch gevangenistaal. Schrijnend is de gelatenheid een eenzaamheid onder hen. Het is zorgelijk dat recent drie jongeren in de gesloten jeugdzorg een zelfmoordpoging ondernamen. Daar komt nog bij dat in de gesloten jeugdzorg ook kinderen zitten die strafbare feiten plegen en dus in een jeugdgevangenis thuishoren.” In gesloten jeugdzorginstellingen is de gemiddelde leeftijd 15 jaar, in jeugdgevangenissen 19 jaar.
Vertrouwde omgeving
Kinderrechters beslissen vaak „met de rug tegen de muur” om jongeren in de gesloten jeugdzorg te plaatsen, stelt De Jong. Ze bestudeerde op dit terrein alle 586 gepubliceerde gerechtelijke uitspraken van de afgelopen tien jaar. Naar schatting besluit de rechter in zo’n 80 procent van de gevallen tot plaatsing in de gesloten jeugdzorg vanwege een acute crisissituatie.
Vaak is dat een verlegenheidsoplossing. Betere alternatieven –zoals behandeling waarbij een jongere in een (pleeg)gezin kan blijven wonen– zijn niet voorhanden.
Die ontwikkeling baart De Jong zorgen. „Door forse bezuinigingen in de zorg kunnen kinderen met grote gedragsproblemen vaak niet terecht in bijvoorbeeld kleinschalige woonvormen in hun eigen omgeving, waarbij ze intensief zouden kunnen worden begeleid of behandeld. Dat soort hulp zou die jongeren vooruit helpen. Dat ze nu helaas vele maanden in een gesloten jeugdinstelling verblijven, doet hun vaak geen goed. Ook al omdat ze afgesneden zijn van hun vertrouwde omgeving.”
Een aanbeveling van De Jong is dan ook om het jaarlijkse aantal van krap 2000 plaatsingen in de gesloten jeugdzorg te halveren. Maar hoe realistisch is dat? Er komen toch, bijvoorbeeld vanwege het stijgende aantal echtscheidingen, juist alleen maar meer kinderen met ernstige gedragsproblemen? „Het is een utopie te denken dat gesloten jeugdzorg niet meer nodig is. We moeten niet naïef zijn. Toch denk ik dat de samenleving zich het lot van deze jongeren meer moet aantrekken. Zijn we bereid hun alternatieven voor gesloten jeugdzorg te bieden? Door veel tijd en energie in hen te steken? Of stoppen we ze liever weg in een instelling?”
Prediker
Als advocate begeleidt De Jong, moeder van drie kinderen, soms reformatorische ouders van wie het kind in een gesloten jeugdinstelling zit. „Het gaat om kwetsbare jongens en meiden. Ze vallen buiten de groep of zijn gepest, nota bene op een reformatorische school. In de stellingen bij mijn proefschrift citeer ik het Bijbelboek Prediker. „Werp uw brood uit op het water, want gij zult het vinden na vele dagen.” Die tekst toont aan dat we bereid moeten zijn om pubers die extreem onhandelbaar zijn een tweede kans te geven. Willen christenen een onhandelbaar meisje op zaterdag twee uur schoonmaakwerk laten doen? Of die extreem lastige jongen een stageplek te geven, ook al heb je er als werkgever meer last dan gemak van?”