Oudere leraar helpt school uit de brand
De juffrouw in klas twee was al 73, maar kwam iedere dag in haar Dafje van Baarn naar de school in Woerden. Het was 1974, en het tekort aan onderwijzers was groot. Ook de laatste jaren doen scholen weer steeds vaker een beroep op leraren om na de pensioengerechtigde leeftijd door te werken.
Die leeftijdsgrens schuift op, zoals in vrijwel elk beroep. Onderwijswerknemers gaan gemiddeld steeds later met pensioen. Er zijn er echter steeds meer die ook daarna nog blijven werken. Volgens cijfers van pensioenfonds ABP waren dat er in 2007 143, in 2016 al 3469. Uitgesplitst: in het basisonderwijs steeg het aantal doorwerkende pensionado’s in die periode van 51 (in 2007) via 341 (in 2014) tot 1201 (in 2016), in het voortgezet onderwijs van 44 (2007) via 164 (2014) naar 1164 (2016). Vooral de laatste jaren was er dus een stormachtige groei van het aantal leraren dat voor de klas blijft staan terwijl dat volgens de pensioenregels niet meer hoeft.
De werkelijke aantallen liggen overigens hoger: het ABP rekent alleen docenten mee die nog bij een school in dienst zijn, maar er zijn er ook die als vrijwilliger, als zzp’er of via een uitzendbureau aan de slag gaan of gaan. In dergelijke constructies zijn leraren over het algemeen goedkoper voor werkgevers, omdat er geen premies voor werkloosheid en arbeidsongeschiktheid betaald behoeven te worden.
Nijpend tekort
Het lerarentekort is de belangrijkste reden dat gepensioneerden in het onderwijs actief blijven. Dat tekort wordt steeds nijpender, stelde onderwijsminister Slob vorige week in een brief aan de Tweede Kamer. Voor 20 procent van de vacatures in het schooljaar 2017-2018 was na drie maanden nog niemand gevonden. Een jaar eerder was dat nog 13 procent. Bij 70 procent van de openstaande functies solliciteerden er minder dan vijf mensen, vergeleken met 43 procent een jaar eerder.
Scholen die geen docenten kunnen vinden, vragen hun medewerkers nog even te blijven. Er zijn ook wel conciërges en onderwijsassistenten die hun werk voortzetten, maar het gaat vooral om leraren. In het voortgezet onderwijs zitten de knelpunten met name bij de vakken natuurkunde, scheikunde, Duits, informatica en de klassieke talen.
Ommezwaai
Afzwaaiende docenten krijgen dan ook het verzoek nog even door te gaan. Anderen zijn al met pensioen, maar geven gehoor aan het dringende verzoek terug te komen, al is het maar voor een gering aantal uren per week. Zij vullen de gaatjes als vacatures onvervulbaar blijken. Ze kunnen dan kiezen voor een deeltijdaanstelling in combinatie met deeltijdpensioen.
Het kan verkeren: eind 2013, toen er nog een lerarenoverschot was, klonk de klacht dat schoolbesturen oudere leraren probeerden kwijt te raken. Zo had vakbond CNV Onderwijs in dat jaar al 550 leden van 58 jaar of ouder bij een conflict of ontslagzaak geholpen. Dat was bijna vijf keer zoveel als drie jaar eerder.
Kennis ontglipt
Overigens zijn het niet alleen noodsituaties die ervoor zorgen dat onderwijsmedewerkers actief blijven. Er zijn er die nog zoveel plezier in hun vak hebben dat ze hun pensioen uitstellen. Of ze blijven in een andere functie betrokken, bijvoorbeeld als surveillant of examinator.
Bemiddelingsbureaus als Goudgrijs en 65plus in het Onderwijs helpen scholen aan een oudere leraar voor een onvervulbare vacature. Goudgrijs noemt 55-plussers „een gouden generatie. Maar wel een generatie die de komende jaren massaal het onderwijs verlaat, waardoor waardevolle kennis de scholen ontglipt.”
Nieuwe regels
Dat kan dus worden uitgesteld. Per 1 januari 2016 is de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd in werking getreden, die het voor werkgevers aantrekkelijker maakte AOW’ers in dienst te houden of te nemen. Normaliter eindigt een arbeidsovereenkomst in het onderwijs automatisch op de eerste dag van de maand na de pensioenverjaardag.
Doorwerken kan volgens de wet op twee manieren: het arbeidscontract loopt door, waarbij de werknemer pensioen blijft opbouwen als hij de maximale opbouw nog niet heeft bereikt. Of er komt een nieuw dienstverband, zonder dat een werknemer pensioen opbouwt. Het betreft een tijdelijk contract van maximaal een jaar dat vervolgens verlengd kan worden. Een werknemer in de AOW-leeftijd mag maximaal zes tijdelijke contracten in vier jaar krijgen. Daarna volgt automatisch een vast dienstverband.
Bij ontslag heeft een werkende AOW’er geen recht op een transitievergoeding. En bij ziekte krijgt hij maximaal dertien weken doorbetaald in plaats van twee jaar. Ook hoeft een werkgever niet in te gaan op het verzoek om het aantal uren uit te breiden, om te voorkomen dat dit ten koste gaat van uren van andere werknemers.
Stille reserve
Scholen kijken verder naar mensen –ook jongeren– die allang niet meer voor de klas staan, maar wél een onderwijsbevoegdheid hebben. Deze ”stille reserve” wordt door de overheid uitdrukkelijk genoemd als een van de oplossingen voor het lerarentekort. Daarom kwam het ministerie van Onderwijs met een subsidieregeling voor herintreders.
Daarnaast kwam het Participatiefonds in september vorig jaar met een initiatief om binnen twee jaar tijd duizend uitkeringsgerechtigden aan de slag te krijgen in het primair onderwijs.
Wiskundedocent tiert weer
„Wat is er met jou? Jij tiert niet”, zei de vrouw van wiskundedocent A. T. Sterk kort na zijn pensionering. „Ik mis het lesgeven”, antwoordde hij. Vier dagen later stond hij weer voor de klas. Inmiddels is hij bijna een halve eeuw in het onderwijs actief. Al die jaren gaf hij wiskunde, in het begin ook informatica. „Op de universiteit schreef ik in 1966 al computerprogramma’s. Dat was pionieren.”
Op het cv van Sterk (71) is het gedeelte tot zijn pensionering uiterst overzichtelijk: 4 jaar gaf hij les in Alphen aan den Rijn, 36 jaar in Apeldoorn, met daarnaast uitstapjes in deeltijd naar Arnhem en Deventer. Het gedeelte daarna biedt meer variatie: sinds 2009 stond hij voor de klas in Schoonhoven (drie maanden), Leerdam (zeven jaar), Gorinchem (vijf, zeven en nog eens tien maanden), Utrecht (tien maanden), Culemborg (een maand) en Tiel (inmiddels bijna anderhalf jaar).
De eerste verzoeken kwamen al snel. „Er is nu eenmaal een schreeuwend tekort aan eerstegraadsdocenten wiskunde.” Sterks bekendheid werkte mee: hij was actief als examinator bij de staatsexamens, medeauteur van de methode Moderne Wiskunde en samensteller van landelijke eindexamens. „Dus ze wisten me te vinden.”
Inmiddels was hij verhuisd naar Haaften, dichter bij de familie. Van daaruit ging Sterk naar diverse scholen. „Net waar ze me nodig hadden; het liefst in de bovenbouw van het vwo. Soms op twee scholen tegelijk. Er kwam een vraag uit Culemborg toen ik in Utrecht lesgaf. Dat was gemakkelijk te combineren omdat ik op weg naar huis vlak langs Culemborg kwam.”
Acht jaar werkte Sterk als zzp’er, maar zijn huidige school wilde hem beslist in loondienst nemen. „Ik geef les omdat ik er nog steeds plezier in heb én omdat het een maatschappelijke doel dient: het voorkomt dat leerlingen geen of minder les krijgen. Ik wil bijblijven, dus ik bezoek nog steeds studiedagen en symposia over mijn vakgebied.”
Tot 2017 gaf Sterk steeds les op christelijke scholen, maar momenteel staat hij op het openbare Linge College in Tiel voor de klas. „Dat levert soms moeilijke situaties op. Hoe reageer je op een vloek? Maar er ontstaan ook weleens mooie gesprekken. Met een leerling die op maandagmorgen moe in zijn bank hangt: „Het was gisteren toch rustdag?” „Ik moest werken”, zei die leerling. „Bent u gelovig?” En zo kun je nu en dan iets van je identiteit kwijt.”
Invaller voor de uitvallers
De Werkendamse leerkracht C. A. de Rooij is nog slechts enkele weken van zijn 69e verjaardag verwijderd, maar blijft graag actief in zijn oude vak. „Ik doe het met veel plezier. Je houdt contact met de leerlingen, én met je collega’s. Dankbaar ben ik dat ik in de afgelopen tijd nog steeds de kracht en de gezondheid van de Heere heb ontvangen om dit mooie werk te doen.”
Toen De Rooij 65 werd, maakte hij het cursusjaar af. Vervolgens zei hij tegen de directeur van de Ds. Joh. Groenewegenschool: „Ik hoef geen cadeau, maar ik zou het leuk vinden als je werk voor me kunt vinden.” Het cadeau kreeg hij wel. Hij kon na de zomervakantie echter ook direct irt-werk gaan doen: anderhalve dag een leerling begeleiden en onderwijs geven.
Niet dat de gepensioneerde meester bang was zich te vervelen. „Ik ben enorm geïnteresseerd in alles wat met kerknieuws en kerkgeschiedenis te maken heeft. Dat pluis ik helemaal uit, van verschillende kerkverbanden. Ik lees veel, ook theologie. Donderdagsmorgens breng ik een paar jongeren naar een zorgboerderij. Eens in de week wandelen we met onze honden in de duinen. ’s Zomers is er tuinwerk te doen.”
Maar meester De Rooij, zoals hij bekendstaat, bleef ook graag op school actief. Als irt’er was hij de achterliggende jaren ’s maandags de hele dag op school en vrijdags de ochtend. „Ze vroegen me daarnaast op woensdagmorgen een zieke irt’er te vervangen. Toen ging ik met groepjes leerlingen aan het werk. Vorig jaar was er vervanging nodig in een klas. Dat heb ik tot de zomervakantie gedaan. Vervangen doe ik vaker. Ik heb geen vaste verbintenis met de school, maar ben invaller voor de uitvallers.”
Dat begint vaak met een voorstelrondje. „Ik vertel wie ik ben en krijg dan al gauw te horen: Mijn vader heeft nog bij u in de klas gezeten. En van een ander: Mijn moeder ook.”
Inmiddels is De Rooij meer dan 48 jaar in het lager en basisonderwijs actief. Van 1970 tot 1991 in Lopik. Vanaf 1991 in Werkendam. Tot nu toe.