Het einde van de Groote oorlog
Zondag is het precies een eeuw geleden dat er een eind kwam aan de Eerste Wereldoorlog. Een oorlog die voor Europa grote gevolgen had. Niet voor niets sprak men van de ”Groote Oorlog”. De Vrede van Versailles die erop volgde, was geen succes. Twintig jaar later brak de Tweede Wereldoorlog uit.

In het voorjaar van 1918 zag het er nog naar uit dat Duitsland zou winnen. De oorlog aan het oostfront was in een overwinning geëindigd, zodat omvangrijke Duitse troepenmassa’s naar het westfront konden worden verplaatst. Maar de toestroom van soldaten uit Amerika, dat sinds 1917 aan de oorlog deelnam, gaf uiteindelijk de doorslag voor de geallieerde overwinning.
Terwijl in de Tweede Wereldoorlog werd doorgevochten tot in de straten van Berlijn, gaven de Duitsers in 1918 de strijd al op toen er nog geen vijandelijke soldaat op Duitse bodem stond. Maar Duitslands bondgenoten hadden al eerder gecapituleerd en het land was uitgeput en oorlogsmoe. Bovendien was er de revolutie uitgebroken. Hitler had kennelijk meer greep op het Duitse volk dan Wilhelm II.
Optimisme
Tot aan het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog overheerste in Europa onmiskenbaar een zeker optimisme. De welvaart nam toe, op den duur ook voor de arbeidersklasse. Allerlei uitvindingen maakten de vooruitgang welhaast tastbaar. Spoorwegen, telegraafverbindingen, stoommachines en elektriciteit hadden de wereld ingrijpend veranderd.
De Eerste Wereldoorlog liet pijnlijk de keerzijde van de vooruitgang zien. Auschwitz, Stalingrad en Hiroshima moesten nog komen, maar de namen van Ieper en Verdun hadden evenzeer een onheilspellende klank. De atoombom was nog niet uitgevonden, maar het gifgas dat de strijdende partijen inzetten, maakte eveneens een verpletterende indruk.
In massale gevechten werden mensenlevens vernietigd op een industriële schaal. De nagenoeg onbeschermde aanvallers werden vaak achter elkaar neergeschoten. In de loopgravenoorlog was de verdedigende partij duidelijk in het voordeel. Tank en vliegtuig zouden dat later veranderen. In de Eerste Wereldoorlog speelden die nog maar een marginale rol.
Nooit meer oorlog
Dat alles maakte een diepe indruk op de mensen die toen leefden. Was dat nu het resultaat van de veelgeprezen vooruitgang? Geen wonder dat na de Eerste Wereldoorlog de leus ”Nooit meer oorlog” opgeld deed. In Nederland pleitten socialisten en vrijzinnig-democraten voor eenzijdige ontwapening. Men stelde zijn hoop op de Volkenbond, de voorloper van de Verenigde Naties.
Ook in kerkelijke kring, met name in de vrijzinnige hoek, vond het pacifisme weerklank. De remonstrantse prof. dr. G. J. Heering publiceerde in 1928 zijn boek ”De zondeval van het Christendom”. Dat de kerken eeuwenlang het leger en de oorlogvoering aanvaard hadden, was voor hem niet minder dan een ”zondeval”.
Hier werkte duidelijk een optimistisch mensbeeld door. Oorlogen en geruchten van oorlogen zullen er immers zijn tot aan het einde der dagen. Voor de verdediging van de vrijheid, voor de handhaving van een zekere rechtsorde, is de inzet van geweld, soms van massaal geweld, helaas onvermijdelijk.
Niettemin was het begrijpelijk dat in brede kring de vraag gesteld werd hoe het mogelijk was dat de christelijke volken van Europa elkaar zo massaal naar het leven hadden gestaan. Rooms-katholieke Italianen stonden tegenover hun Oostenrijkse geloofsgenoten. Overwegend protestantse Duitsers hadden aan de Somme de eveneens protestantse Britten neergemaaid.
In Nederland gingen de confessionele partijen en de liberalen niet mee met de gedachte van eenzijdige ontwapening, maar de defensie had bij hen weinig prioriteit. Een partij als de SGP had geen enkel vertrouwen in de Volkenbond als garantie voor de vrede. Die werd zelfs principieel afgewezen. De overheid moest volgens het beginselprogram van de partij op doeltreffende wijze zorg dragen voor de defensie, maar tevens diende men te waken voor „toomelooze opdrijving der krijgslasten.”
Sovjet-Unie
Terwijl de VS zich teruggetrokken hadden van het Europese toneel wisten landen als Frankrijk en Groot-Brittannië niet adequaat te reageren op de Duitse herbewapening en de agressieve politiek van Hitler. Hun positie was ook verzwakt doordat na de communistische revolutie Rusland als bondgenoot was weggevallen.
In het laatste kwart van de negentiende eeuw hadden het republikeinse Frankrijk en het tsaristische Rusland (hoezeer ze ook elkaars tegenpolen waren) elkaar gevonden in een bondgenootschap tegen Duitsland. Doordat de Duitsers in de Eerste Wereldoorlog op twee fronten moesten strijden, was de overwinning hun ontgaan. Maar in 1939 sloten Hitler-Duitsland en Sovjet-Rusland een niet-aanvalsverdrag, waarbij ze het tussenliggende gebied onder elkaar verdeelden.
De opkomst van Hitler maakte het pacifisme in West-Europa onhoudbaar. In 1937 lieten de Nederlandse socialisten hun standpunt over eenzijdige ontwapening vallen. Ook in kerkelijke kring gingen vrijwel alle pacifisten overstag, hetzij in de jaren dertig, hetzij tijdens de Tweede Wereldoorlog. Pas door de problematiek van de kernbewapening zou in het midden van de vorige eeuw een nieuwe vorm van pacifisme opkomen.
Vrede winnen
De oorlog winnen is één ding, de vrede winnen is een andere zaak. Dat gold voor de oorlog tegen Saddam Hussein, maar evenzo voor de Eerste Wereldoorlog. De keiharde aanpak van het verslagen Duitsland legde onmiskenbaar de basis voor de opkomst van Hitler.
Duitsland moest niet alleen zijn koloniën en grote stukken van het Duitse rijk afstaan, het land werd ook verplicht tot geweldige betalingen om de oorlogsschade (die vooral in Frankrijk groot was) te herstellen. Leger en vloot moesten tot een minimum worden teruggebracht. Bovendien werd in het vredesverdrag van Versailles vastgelegd dat Duitsland als enige schuld had aan de verwoestende oorlog.
Het naoorlogse Duitsland (de republiek van Weimar) werd zodoende met een erfenis opgezadeld die eigenlijk niet te dragen was. Zeker niet toen in 1929 de economische wereldcrisis uitbrak, die ook Duitsland zwaar trof.
Bij de laatste drie verkiezingen voordat Hitler aan de macht kwam, kregen nationaalsocialisten en communisten gezamenlijk de helft of meer van de stemmen. In veler oog zou Duitsland de ene of de andere kant op vallen. Men kan zich voorstellen dat tallozen in het burgerlijke kamp (ook kerkleden) dan de voorkeur gaven aan Hitler.
Van de bevolking van het Saargebied koos in 1935 bij een referendum 90 procent voor terugkeer naar het Duitse rijk, ook al was dat inmiddels een nazistaat.
Akkoord van München
Het akkoord van München van 1938, waarbij Tsjechoslowakije het Sudetengebied aan Duitsland moest afstaan en uiteindelijk uiteenviel, geldt terecht als voorbeeld van veel te grote toegeeflijkheid aan een agressieve dictator.
Maar ja, bedenk wel dat de ruim 3 miljoen Sudeten-Duitsers die de randgebieden van het huidige Tsjechië bewoonden, er nooit voor gekozen hadden om burgers van Tsjechoslowakije te worden. Bij het uiteenvallen van het Oostenrijk-Hongaarse rijk in 1918 hadden ze zich daar juist sterk tegen verzet.
Volgens de geallieerde overwinnaars moesten ze echter tot de nieuwe Tsjechoslowaakse staat gaan behoren. Daarin speelden de Tsjechen de baas, niet alleen over de Duitstaligen, maar ook over de Slowaken. Die onderdrukten op hun beurt de Hongaarse minderheid die in de nieuwe staat terechtgekomen was. En dan waren er in het uiterste oosten nog de Roethenen, die ook nergens naar gevraagd was.
Geen wonder dat Tsjechoslowakije opnieuw uiteenviel toen na de val van de Berlijnse Muur de situatie in Oost-Europa normaliseerde. Al met al was de halve eeuw tussen het Verdrag van München en de val van de Muur voor Europa een uiterst dramatische periode.