Wetenschap & techniek

Vernieuwd Museum Boerhaave: Kijken door de lens van Huygens

Nauwelijks zeven jaar geleden zag het er niet best uit voor Rijksmuseum Boerhaave. Het scheelde niet veel of het museum moest sluiten. Vandaag de dag is het succesvoller dan ooit. „Ik kan met pensioen.”

5 February 2018 20:08Gewijzigd op 16 November 2020 12:34
In het vernieuwde Rijksmuseum Boerhaave kunnen kinderen ervaren hoe het was om in de Gouden Eeuw te worden geopereerd. beeld Rijksmuseum Boerhaave
In het vernieuwde Rijksmuseum Boerhaave kunnen kinderen ervaren hoe het was om in de Gouden Eeuw te worden geopereerd. beeld Rijksmuseum Boerhaave

Vol enthousiasme toont directeur Dirk van Delft de mooiste en verrassendste kanten van het vernieuwde wetenschapsmuseum, dat na een verbouwing van ruim een jaar weer open is. Een virtuele operatie uit de Gouden Eeuw, geprojecteerd op je eigen arm. Het vier eeuwen oude, meer dan manshoge kwadrant van Blaeu, dat nu een prominente plek heeft.

Net als de lenzen die Christiaan Huygens halverwege de zeventiende eeuw thuis op zolder heeft geslepen. Ze leidden tot de ontdekking van de ringen van Saturnus én diens maan Titan. Nu ze op ooghoogte staan, kijken bezoekers er niet meer overheen, maar dwars doorheen.

Groot onderhoud met onder andere een complete vernieuwing van het klimaatsysteem van het monumentale pand in de Leidse binnenstad maakte langdurige sluiting noodzakelijk. Dat is aangegrepen om de vaste collectie, die half uit natuurwetenschappelijke en half uit geneeskundige objecten bestaat, eens onder de loep te nemen.

In zichzelf gekeerd

Vóór de heropening was de opstelling chronologisch van aard, legt Van Delft uit. „Het begon met een middeleeuws herbarium en eindigde met een fluorescentiemicroscoop uit 1987. Maar dan was het grootste deel van het publiek al afgehaakt.”

Aan de collectie ligt het niet, die was in 2013 zelfs aanleiding voor de Britse krant The Times om Boerhaave –als enig Nederlands museum– op te nemen in de top 50 van belangrijkste erfgoedmusea ter wereld. „Een prachtige collectie, maar ze was nogal in zichzelf gekeerd”, erkent Van Delft. Doordat er niet langer chronologisch maar thematisch wordt gewerkt en er gedoseerd informatie en uitdaging wordt geboden, kunnen nu zowel kenners als kinderen hun hart ophalen. „Voorheen kreeg de bezoeker tijdens een rondleiding pas oog voor de collectie. Nu kan hij het zelf ontdekken.”

Het resultaat mag er zijn. Het begint met een donkere, bijna mysterieuze zaal vol topstukken uit de Gouden Eeuw. Hier zijn kaarten en globes van Blaeu, Van Leeuwenhoeks microscoop en de lenzen van Huygens te vinden. Met beeldprojecties op de wand en op aanraakschermen komen de museumstukken én hun uitvinders tot leven.

Een heel andere sfeer heerst er in de zaal Ziekte & Gezondheid. De witte, steriele omgeving geeft de bezoeker de indruk dat hij een ziekenzaal binnenstapt. Dat effect wordt versterkt doordat de tentoongestelde objecten op witte tafels met de vorm van een ziekenhuisbed staan.

Hartslag

Er is niet alleen veel te zien, maar ook te doen. Een stethoscoop laat de hartslag van een ziek en een gezond persoon horen. In korte videofragmenten wordt de geïnteresseerde leek op de hoogte gesteld van de nieuwste medische ontwikkelingen en hun ethische dilemma’s. Na afloop is het de bedoeling dat je een keuze maakt, die meteen wordt vergeleken met die van eerdere bezoekers.

Via Machtige Verzamelingen (de tijd van de verlichting) en het technisch getinte Water, Stroom & Data loop je de zaal Grote Vragen binnen. Hier maak je door middel van beeld en geluid kennis met hedendaagse Nederlandse topwetenschappers zoals natuurkundige Erik Verlinde en sterrenkundige Ewine van Dishoeck. Zij vertellen over hun grote voorbeelden, Albert Einstein en Jan Hendrik Oort.

Depot

De heropening van Rijksmuseum Boerhaave is overigens verre van vanzelfsprekend. „Het had weinig gescheeld of het museum was nu alleen nog maar een depot. In 2011 kwam ineens de Zijlstranorm uit de lucht vallen. Rijksmusea moesten met terugwerkende kracht 17,5 procent van hun overheidsinkomsten zelf opbrengen.”

Van Delft stond nog maar een paar jaar aan het roer en was hard op weg om het museum, mede door spraakmakende tijdelijke tentoonstellingen, stap voor stap aantrekkelijker te maken voor een breed publiek. Dat lukte aardig, maar die 17,5 procent haalde hij bij lange na nog niet. „Bij mijn aantreden was het 2,6 procent.” Om open te blijven, moest er in de laatste maanden van 2011 ruim 700.000 euro aan eigen inkomsten binnenkomen.

Verrassend genoeg lukte het met giften van particulieren, bedrijven en instellingen ruimschoots aan de norm te voldoen. Ondanks dat hij geen goed woord overheeft voor de visie van het toenmalige kabinet, kijkt Van Delft inmiddels met genoegen terug op die periode. „We zijn nooit zielig gaan doen, maar hebben van de nood een deugd gemaakt. Veel van de plannen die we hebben verwezenlijkt, zijn toen ontstaan. Als ons niet de wacht was aangezegd, zouden al die veranderingen veel meer tijd hebben gekost.”

Met het toegankelijker maken van de collectie is die ook kleiner geworden. „Stonden er eerst zes astronomische klokken naast elkaar, dan is het er nu nog één.” Ook de 12.000 kilo zware magneet die natuurkundige Heike Kamerlingh Onnes van Leiden een eeuw geleden gebruikte om van Leiden even de koudste plek op aarde te maken, is naar het depot verplaatst. Een plaats in de vaste collectie op de bovenverdieping zat er niet in. „Hij is gewoon te zwaar. We hebben een gat in de muur moeten hakken om hem het monumentale pand uit te krijgen.” Met een glimlach: „Zo zie je maar dat ik niet mijn eigen voorkeur heb gevolgd.”

>>rijksmuseumboerhaave.nl

Afscheid

Dirk van Delft is sinds 2006 directeur van Rijksmuseum Boerhaave. Daarvoor was hij chef wetenschap bij NRC Handelsblad. Daarnaast is hij bijzonder hoogleraar materieel erfgoed van de natuurwetenschappen aan de Universiteit Leiden. In 2005 is hij gepromoveerd op de Leidse Nobelprijswinnaar Heike Kamerlingh Onnes, over wie hij een biografie schreef. Van Delft neemt eind maart afscheid als museumdirecteur. Hij wordt opgevolgd door Amito Haarhuis, adjunct-directeur van NEMO Science Museum in Amsterdam.

Leeuwenhoekmicroscoop

Eind zeventiende eeuw, als anderen een vergroting van dertig keer al heel wat vinden, slaagt de Delftse lakenkoopman Antoni van Leeuwenhoek erin het tienvoudige te bereiken. Zijn microscoop brengt onvermoede werelden van waterdiertjes, zaadcellen en plantencellen tot leven. De Leeuwenhoekmicroscoop is vooral bijzonder omdat hij maar één lens heeft, die met verbazingwekkende precisie is geslepen. Tijdgenoten werken met twee lenzen achter elkaar. Het voordeel daarvan is dat je de vergrotingsfactor van beide lenzen kunt vermenigvuldigen, maar een grote nauwkeurigheid werd destijds nog niet gehaald. De microscoop van Van Leeuwenhoek is maar een paar centimeter groot en moet direct voor het oog worden geplaatst. „Een onooglijk ding om tentoon te stellen”, merkt museumdirecteur Van Delft op. „We hebben ervoor gekozen het microscoopje op ooghoogte te plaatsen, omringd door beelden van Van Leeuwenhoek zelf én van wat hij zag.”

Zon in het middelpunt

De Leidse Sphera is het oudste planetarium ter wereld waarbij niet langer de aarde, maar de zon in het middelpunt staat. Midden in het instrument bevindt zich een ingenieus raderwerk van zon, maan en planeten. Daaromheen loopt de dierenriem, twaalf sterrenbeelden waar de zon in de loop van een jaar aan de hemel langs trekt. De opmerkzame bezoeker ziet iets vreemds aan dit topstuk uit de collectie, vertelt Van Delft. „De tekens van de dierenriem staan in spiegelbeeld. Oud fotomateriaal laat zien dat dit niet altijd zo is geweest. In de Tweede Wereldoorlog raakte het object ernstig beschadigd. Bij de restauratie is een fout gemaakt die tientallen jaren onopgemerkt is gebleven en pas enkele jaren terug door heelalkenner Govert Schilling werd ontdekt.” Aan herstellen van de fout denkt het museum niet. „Prachtig toch, een topstuk uit 1670 waar zo’n mooi verhaal aan vastzit.”

Slapen in een ijzeren long

In de jaren vijftig maakt het poliovirus veel slachtoffers. Voor mensen met (tijdelijk) verlamde ademhalingsspieren zit er maar één ding op: de ijzeren long in. Voor de een hoeft dit alleen tijdelijk ’s nachts, de ander zit er jaren lang aan vast. Een luchtdicht afgesloten kraag houdt het hoofd buiten. De ruimte in de ijzeren long wordt steeds vacuüm gezogen, zodat de borstkas van de persoon daarbinnen uitzet en na het opheffen van het vacuüm weer inzakt. Zo houdt dit apparaat van Philips de ademhaling in stand. Een imponerende machine, die door oude filmfragmenten tot leven wordt gewekt. Via een geluidsfragment deelt een oudere dame haar herinneringen aan de ijzeren long. Als kleuter werd ze er een aantal weken elke nacht ingelegd, tot haar ademhalingsspieren voldoende waren hersteld. Naast het enorme apparaat staat een draagbaar kastje van Philips. Zo gaat zuurstof toedienen vandaag de dag, desnoods onderweg.

De kunstnier van Kolff

Midden in de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde internist Pim Kolff in het stadsziekenhuis van Kampen als eerste een werkende kunstnier. Het levensreddende apparaat bestaat uit onderdelen van een neergeschoten Duitse bommenwerper, een waterpomp uit een T-Ford en een slang van cellofaan waar de plaatselijke slager worst in maakt. Kort na de bevrijding behandelt Kolff een vrouw die lijdt aan acuut nierfalen. Zijn apparaat neemt de zuivering van het bloed over tot de nieren van de vrouw daar zelf weer toe in staat zijn. Haar bloed leidt hij door de flexibele cellofaanslang die om een draaiende trommel is gewikkeld. De onderkant van de trommel staat in een bak met vloeistof. Die neemt de kleine deeltjes uit het bloed op die door het cellofaan heen kunnen. Zo kan het bloed zijn afvalstoffen kwijt. Vóór de uitvinding van Kolff waren mensen met nierfalen ten dode opgeschreven.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer