Weerwoord: Is Gods liefde wel onvoorwaardelijk?
Echte liefde is onvoorwaardelijk en zonder berekening. Ze doet het goede nergens om, met geen ander motief dan puur de liefde zelf. De liefde is als de roos die bloeit, gewoon omdat hij roos is. Van God die Liefde is (1 Johannes 4:16) mag je verwachten dat Hij zonder condities liefheeft. Maar hoe kan het dan zo zijn dat Hij dreigt met straf als je Hem verwerpt? Plaatst dat geen vraagtekens bij het onbaatzuchtige van Gods liefde?
JA
De vraag is begrijpelijk. Zo spreekt bijvoorbeeld de Amerikaanse filosoof John Caputo over het economisch denken dat in het christendom is geslopen. God wordt daarin voorgesteld als een hemelse bankier die in ons investeert om er rendement uit te halen. Hij sluit als het ware een deal: als je van Mij houdt, ga je naar de hemel, zo niet, dan ga je naar de hel. Caputo vraagt zich af: „Hoe kun je zo’n God nou liefhebben?”
Wordt er inderdaad niet te vaak over de verhouding tussen God en mens gesproken alsof het om een zakelijk contract zou gaan in plaats van een tere liefdesrelatie? Ik denk aan de term ”werkverbond”. Daarmee wordt in de dogmatiek dikwijls Gods omgang met Adam en Eva (Manninne) in het paradijs aangeduid. Dat gebeurt ongetwijfeld met goede bedoelingen, maar roept toch de associatie op van conditionele liefde van Gods kant, die ophoudt zodra er geen tegenprestatie tegenover staat.
Stralen we zelf uit dat we de Heere dienen uit liefde, en dat daar niets aan zou veranderen wanneer er geen hemel en geen hel was? Of laten we dingen na die we in ons hart liever wél zouden doen ”omdat het niet mag van ons geloof” en dus in feite uit vrees voor straf? En hoe rijmen we Gods onvoorwaardelijke liefde met de vele dreigende woorden in de Schrift, bijvoorbeeld Exodus 20:5, over de Heere als een jaloers God Die door de generaties heen de misdaad vergeldt van hen die Hem haten?
NEE
Achter de belijdenis dat Gods liefde onvoorwaardelijk is, hoort geen vraagteken maar een dik uitroepteken te staan. Dat blijkt al bij de eerste mensen in het paradijs. God heeft hen geschapen om Zijn liefde met hen te delen. In hun verbondenheid met hun Schepper ligt hun leven. In artikel 14 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis wordt gezegd dat het wezen van de zonde(val) daarin bestaat dat de mens zichzelf heeft afgescheiden van God, „Die zijn ware leven was.”
Als Adam het levensverbond met God breekt, is hij als een vis die uit het water op het droge springt en daar vervolgens moet sterven. De dood als straf op de zonde is geen willekeurige beschikking die net zo goed achterwege had kunnen blijven, maar de directe consequentie van de zonde. Zoals een bloem moet verwelken wanneer hij van zijn wortels is losgesneden. En dan nog gaat onze goede God die mens in diens totale misère achterna „en heeft hem getroost, belovende hem Zijn Zoon te geven” (artikel 17 NGB).
Wanneer mensen alsnog verloren gaan, ligt dat niet aan een tekort in Gods liefde. Het ontbrak de vader van de verloren zoon (Lukas 15) niet aan onvoorwaardelijke liefde, maar zijn jongen begaf zichzelf buiten de lichtkring van de vaderlijke liefde. Zo gaan mensen helaas door eigen schuld verloren, omdat ze tot het einde toe van Gods liefde niet willen weten. Onvoorwaardelijke liefde is geen opgedrongen liefde die de ander tegen diens uitdrukkelijke wil in overweldigt. Het is wel onweerstaanbare liefde voor ieder die deze liefde in Christus werkelijk ontmoet.
Een indringende waarschuwing zoals Exodus 20:5 heeft niets te maken met een economische transactie. God komt hier naar voren als de zorgzame Bruidegom van Israël Die Zijn volk wil bewaren voor het onheil dat de afgoden daarover zullen brengen.
DUS
Het kostbare Evangelie getuigt van Gods onvoorwaardelijke liefde in Christus. Als ik in oprecht geloof deze liefde proef, weet ik twee dingen: ik heb niets kunnen doen waardoor ik deze liefde verdiend zou hebben, én ik kan niets doen waardoor ik deze liefde zou kwijtraken!
Toch impliceert het belijden van Gods onvoorwaardelijke liefde geen alverzoening. Dat heeft Jezus, Die een en al liefde is, ook nooit geleerd. Wanneer kinderen zelf ervoor kiezen om hun liefdevolle ouders voorgoed de rug toe te keren, maken ze het zichzelf onmogelijk om voortaan nog van hun vaderlijke en moederlijke liefde te genieten. Ze sluiten zichzelf buiten dat licht en die warmte.
Zo geldt ook voor allen die het Evangelie horen de klemmende vraag: „Hoe zullen wij dan ontvluchten, als wij zo’n grote zaligheid veronachtzamen?” (Hebreeën 2:3)
>>rd.nl/weerwoord