Opinie

Koninklijke dames

Prinsen met paars bloed zijn bastaarden. Want blauw bloed verdraagt zich niet met rood. Dat gold jarenlang als argument om bezwaar te maken tegen een huwelijk van vorstelijke personen met iemand die niet van adellijke afkomst was. In het algemeen was de stelregel: Stand hoort met stand te trouwen, zeker als het telgen uit koningshuizen betrof.

21 May 2004 22:28Gewijzigd op 14 November 2020 01:15

Vandaag trouwt de Spaanse prins Felipe met de voormalige journaliste Letizia Ortiz. Het trouwen van een eenvoudig burgermeisje met een koningszoon was lang een thema dat vooral goed was voor sprookjesverhalen. Met het huwelijk tussen de Britse kroonprins Charles en Lady Diana Spencer in 1981 bleek dat sprookjes toch werkelijkheid kunnen worden.

Sindsdien is een generatie meisjes tot de Europese vorstenhuizen toegetreden van wie de eigen wieg niet in een paleis of adellijk slot stond. Onze eigen kroonprins trouwde de Argentijnse Máxima Zorreguieta. Prins Philip van België huwde in 1999 Mathilde d’Udekem. De Noorse kroonprins trad in 2001 in het huwelijk met Mette-Marit Tsjessem, en nog maar een week geleden verbond de Deense prins Frederik zich aan Mary Donaldson.

In alle gevallen gaat het om vrouwen die niet zijn opgegroeid binnen hofkringen. Sommigen van hen hebben een gedegen opleiding gevolgd en hadden een behoorlijke positie in het maatschappelijke leven verworven voordat zij trouwden, zoals prinses Máxima en de Spaanse Letizia. Anderen waren op een lagere sport van de maatschappelijke ladder blijven steken, zoals de huidige vrouw van de Noorse kroonprins. Voor haar huwelijk was zij serveerster.

Dat een lid van de koninklijke familie uitsluitend met iemand van een ander vorstenhuis moet trouwen, is een gedachte die inmiddels door bijna niemand meer wordt verdedigd. Alleen al om de praktische reden dat de keus heel beperkt is, valt zo’n standpunt tegenwoordig moeilijk meer vol te houden. Het aantal vorstenhuizen in de wereld is de laatste honderd jaar beduidend minder geworden.

Maar afgezien daarvan, het gebruik dat alleen prinsen met prinsessen mogen trouwen was in het verleden ook lang niet altijd de garantie voor een goede en respectabele verbintenis. Huwelijken die op grond van dat uitgangspunt waren gesloten, hadden vaak meer te maken met politieke belangen dan met wederzijdse genegenheid. De historicus Gerretson schreef al voor de oorlog dat de geschiedenis heeft bewezen dat er aan de koninklijke hoven in het algemeen meer liefdesverdriet dan liefdesgeluk te vinden is.

Kroonpretendenten van onze tijd laten bij de keus van hun huwelijkspartner meer hun hart spreken dan hun voorvaderen deden. Daar valt zeker iets voor te zeggen, want daarmee kan aan een belangrijke voorwaarde worden voldaan om als echtpaar gelukkig door het leven te gaan.

Dat neemt niet weg dat troonopvolgers bij de keus van een huwelijkspartner ook andere aspecten moeten laten meewegen. Met hun toekomstige echtgeno(o)t(e) zullen zij niet alleen samen een gezin stichten maar ook tal van publieke functies moeten vervullen.

Voor huwelijkspartners die niet opgegroeid zijn in hofkringen blijkt dat vaak een hele overgang. Zij moeten hun eigen carrière laten schieten en vol toewijding de plaats naast hun blauwbloedige man of vrouw innemen. Belangrijker dan de vraag naar adellijke afkomst is dan ook het punt of de bruid of bruidegom daartoe bereid en in staat is.

Meer over
Commentaar

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer