Het artikel ”Vuile vloed” over pornoverslaving van Laurens van der Tang (RD 29-4) eindigt met een intrigerend betoog over de digitale presentie van reformatorische kerken. Zouden we niet verder moeten reiken dan een basale website? Het hebben van een website hoort bij de verplichtingen voor de ANBI-status. Beogen we het algemeen nut door precies te doen wat noodzakelijk is voor het verkrijgen en behouden van deze status of is dat de meest uitgeklede vorm van het beogen van algemeen nut?
De vraag is niet alleen interessant met het oog op buitenkerkelijken, maar zeker ook met het oog op onze digital natives – de generatie studerenden en werkenden die dagelijks als een vis in de grote internetoceaan rondzwemt. Of we het leuk vinden of niet, de digitale wereld is de grote ongrijpbare medeopvoeder geworden. Niet of zeer basaal participeren betekent in elk geval dat dit domein volledig beheerst wordt door andere (ongewenste) stemmen. Willen we dat?
Te meer daar mijn ervaring leert dat naast het indrinken van ongewenste content (wat gerust in de geest van geciteerd artikel een riool kan worden genoemd), er door veel jongeren ook gezocht wordt op serieuze levensbeschouwelijke thema’s.
Dat kan te maken hebben met vragen waar jongeren in werk of studie tegen aanlopen, maar ook met persoonlijke levensvragen. Het is net als met de huidige generatie die naar de dokter gaat en vooraf al via internet haar eigen diagnose heeft gesteld. De arts hoeft die alleen nog maar te toetsen. En daar zit hem nu juist de crux. Een leek ontbeert de studie, werkervaring en professie en kan de plank volledig misslaan en op het verkeerde spoor gezet worden.
Zo is het ook dat er onbeperkt gegrasduind kan wordt in keur van websites en internetfora. Met als risico dat het gepresenteerde gedachtegoed op het verkeerde been zet en niet getoetst wordt aan een betrouwbaar referentiekader. Daarmee kom je terug bij de vraag of onze websites daarin niet meer zouden kunnen of moeten betekenen.
Deze discussie speelt zich meestal af tussen de tegenpolen participatie en presentie enerzijds en distantie en vreemdelingschap anderzijds. Daarin zit spanning. Wie voluit participeert in de digitale wereld en media loopt risico te veel ingewikkeld te worden in de dingen van deze wereld. Daarmee kan men het vreemdelingschap en niet van deze wereld te zijn uit het oog verliezen. Andersom betekent totale afzondering en het niet inmengen dat een opvoedkundig en missionair gebied totaal braak blijft liggen. Waar is dan het lichtend licht en zoutend zout?
Eenvoudige en pasklare antwoorden zijn er bij dilemma’s niet. Zeker niet bij digilemma’s.