Colum: Later als ik groot ben
„Je kunt nog tandartsassistente worden”, tipt mijn man me, wijzend op een advertentie. Hij bedoelt het gekscherend, niet wetend dat hij een jeugdherinnering bij me bovenhaalt. Ik zal een kleuter geweest zijn en de juf vroeg aan alle kinderen wat ze later wilden worden. Mijn antwoord: „Tandartsassistente, want dan mag je briefjes schrijven.”

Blijkbaar was ik tijdens een recent tandartsbezoek onder de indruk geraakt van de dame die de tandarts terzijde stond. Niet zozeer vanwege het feit dat ze tijdens de controle enige technische bijstand verleende. Al helemaal niet omdat ze mij geruststellend in de brede vensterbank installeerde terwijl mijn moeder in de stoel lag. Nee, er was een ander aspect van haar werk dat mijn aandacht had getrokken. Terwijl ik kokhalzend mijn tijd uitzat met een mond vol fluor, maakte zij achter haar bureau de nodige aantekeningen op de patiëntenkaart.
Briefjes schrijven! Dat deed ik thuis al graag en als je dáár nou toch je beroep van kon maken… Nu schrijf ik nog steeds graag, maar of de tandarts interesse gehad zou hebben in mijn sollicitatiebrief, valt te betwijfelen. Ik heb de advertentie maar gelaten voor wat ze was.
Het is overigens wel een favoriet onderwerp voor in de schoolkrant: wat wil je later worden? Vooral in de kleutergroepen, maar ook in de hogere groepen is het leuk om nog eens naar de toekomstidealen van kinderen te vragen. De kans is groot dat de soldaten, brandweermannen en politieagenten van weleer hun beeld dan toch iets bijgesteld hebben en misschien wel arts, ict’er of elektricien willen worden.
Mooi ook om te zien hoe kinderen idealen kunnen ontwikkelen én daar zelf ook in geloven. Zoals die jongen die op het kolossale orgelfront boven hem wees en vol overtuiging meldde: „Over tien jaar zit ik daar!” Kijk, die zet alvast even zijn stip op de horizon.
Ik kan me trouwens niet geheel aan de indruk onttrekken dat de juffen, zusters en „kassamevrouwen” doorgaans iets trouwer zijn aan hun kleuterideaal. Op de vraag wat ze later willen worden, geven meisjes op oudere leeftijd nog opvallend vaak soortgelijke antwoorden.
Meisjes lijken een voorkeur voor een zorgend of dienstbaar beroep te hebben. Ik zie het maar als een ingeschapen gegeven. Vraag een kleine meid wat ze later wil worden. Het is ontroerend hoeveel meisjes vol overtuiging antwoorden: „Moeder!” Zij zien het moederschap als een écht beroep. En wat doen wij volwassenen? Wij vragen aan elkaar: „Werk je ook?” Waarop menig thuismoeder antwoordt: „Nee, ik ben thuis bij de kinderen.”
Alsof dát geen werken is! Moeders, misschien moeten we maar eens weer worden als een kind, om te zien dat we een hoogstaand beroep hebben. Onze goede God heeft het blijkbaar de kinderkens geopenbaard...