„Je kunt beter tegen onrecht bidden dan erom vloeken”
Godsdienst is een zegen, want Gods Woord geeft richting. „Ik zie de Eeuwige als een Richtinggever.”
Dat stelde opperrabbijn Binyomin Jacobs vrijdag tijdens een paneldiscussie ter gelegenheid van het eeuwfeest van de Bond tegen vloeken, in Amersfoort. Vier personen discussieerden onder leiding van EO-presentator Tijs van den Brink met elkaar: naast Jacobs, opiniemaker Marianne Zwagerman, SGP-Kamerlid Bisschop en theoloog en theatermaker Rikko Voorberg.
Jacobs onderbouwde zijn stelling aan de hand van de zeven universele noachidische geboden, waaronder het verbod op nodslastering. Als voorbeeld van nodslastering noemde Jacobs een spottende cartoon van God of het infantiel verklaren van iemand die in de Eeuwige gelooft. „Dat is kwetsend. Wie kleineert in plaats van corrigeert, is verkeerd bezig. Zeg je iets om een ander te beschamen of te helpen?”
Zwagerman snapt er niets van. „Waarom heb je het boek van een Ander nodig om richting te geven aan je eigen leven? Ik schrijf mijn eigen bijbels en hou me aan mijn eigen richtlijnen. Het stoort mij dat jullie reli-gekkies je verheven voelen boven mij.”
Jacobs: „No way, ik voel me niet verheven. Maar mensen zijn niet van nature goed. Daarom hebben ze leiding nodig. Van de Eeuwige. Hij geeft aanwijzingen hoe we Hem kunnen dienen en ons moeten gedragen ten opzichte van een medemens.”
Kardinaal Simonis vraagt vanuit de zaal aandacht voor de wortels van de bond. Die zijn vooral protestants in zijn beleving, al was hij ooit beschermheer. Bisschop kan zich het zoeken naar verbinding voorstellen. Want dat is iets wat je als christenen deelt: het tegengaan van het ijdel gebruik van Gods Naam.”
Maar waarom vloeken rooms-katholieken meer dan protestanten, of is dat niet waar, vraagt Van den Brink. Simonis: „Helaas is dat waar. In het protestantisme is veel meer de vreze Gods dan bij ons. Dat is geen angst, maar eerbied, ontzag voor God. Katholieken vloeken meer, denk ik, omdat onze relatie met God wat makkelijker is. God is niet ons speelkameraadje, maar wij spreken over onze lieve Heer. Voor een protestant blijft dat moeilijk.”
Zwagerman noemt in haar stelling de arrogantie van gelovigen stuitend. „Zij denken het recht te hebben mijn grenzen te bepalen.” Ze roept de bond op te stoppen met het legitimeren van gekwetste geloofsgevoelens. „We moeten meer weerbaar zijn, ons niet zo snel gekwetst voelen. Ik wil soms kunnen beledigen.”
Jacobs: „Je moet rekening houden met de ander.” Zwagerman schudt haar hoofd. „Nee, je mag dat niet altijd verwachten van mij. Ik weet namelijk niet altijd wat er gevoelig ligt. Ik wil kunnen zeggen wat ik vind. Tegelijk wil ik best rekening houden met een ander.”
Theoloog Voorberg stelt dat een vloek het zuiverste antwoord kan zijn op onrecht, een kanaal om woede te kanaliseren. „Het is een vraag om het onrecht te verdoemen.”
Vanuit de zaal: „Daar kun je beter om bidden dan om vloeken.”
Bisschop stelt als laatste dat de Bond tegen vloeken relevanter is dan ooit. „De invloed van kerken is fors teruggelopen. Wie draagt nog waarden en normen over?”