Senior en junior genieten van verhalen vertellen
Vertellen, dat doen ze allebei graag, de twee meesters met dezelfde naam op de reformatorische Rehobothschool in Uddel. Jaap Dorresteijn jr.: „Het is mooi als de kinderen zich helemaal inleven in hoe het vroeger was.”
Senior en junior. Dat was drie jaar geleden de enige manier om de twee meesters op papier uit elkaar te houden. Toen kwam Jaap Dorresteijn (nu 23) vers van de pabo op de school werken waar zijn vader al dertien jaar voor de klas stond. „Het werkt prima”, vinden de beide leerkrachten. „Zelfs de kinderen noemen ons weleens meester senior en meester junior.” Slechts heel zelden komt de verkeerde meester aan de telefoon of treft een ouder de zoon aan in plaats van de vader.
Waarom hebben jullie voor het vak leerkracht gekozen?
Dorresteijn jr.: „De liefde voor het vak begon bij mij al in groep 4, op de basisschool in Leerdam. Ik hielp meester Tanis voor en na schooltijd met nakijken en andere klusjes. Hij was een voorbeeldfiguur voor mij, in de zin van: zo’n meester wil ik later ook worden. Hij kon bijvoorbeeld prachtig vertellen en voorlezen. Later ontdekte ik hoeveel je kinderen kunt leren en ook van kinderen kunt leren. Ze staan open voor alles wat je vertelt, je kunt hen vormen door het onderwijs dat je geeft.”
Dorresteijn sr.: „Ik ben opgegroeid in Nieuwe-Tonge, op Goeree-Overflakkee. Daar hielp ik als 12-jarige op de zondagsschool in de groep jongste kinderen. Toen ik 14 was, vertelde ik voor hen mijn eerste Bijbelverhaal. Bij de beroepskeuze heb ik lang getwijfeld tussen veearts en onderwijzer. Thuis hadden we veel dieren, dus het bezig zijn met vee trok me wel. Maar het gevaar bestaat dat je dan alleen met het aardse bezig bent. Als leerkracht mag je elke dag Gods Woord onderzoeken om de Bijbelvertelling voor te bereiden. Daarom is het uiteindelijk toch onderwijzer geworden, en niet veearts.”
Dorresteijn jr.: „Het speelt natuurlijk mee dat mijn vader, opa en oom ook in het onderwijs zaten. Daardoor weet je beter wat het vak inhoudt.”
Waarom zouden er zo weinig mannen voor de pabo kiezen?
Dorresteijn jr.: „Als je vertelt dat je vrachtwagenchauffeur of timmerman bent, klinkt dat veel beter dan leerkracht. Er wordt niet altijd positief over het beroep van leerkracht gesproken en gedacht. Eigenlijk zou je moeten zeggen dat je onderwijsmanager bent, dat klinkt al veel interessanter. Om een klas te runnen, moet je tegenwoordig ontzettend veel dingen in de gaten houden en ben je eigenlijk een manager.”
Dorresteijn sr.: „Volgens mij zijn er ook veel jongeren afgeknapt op de stage in de onderbouw. Het is niet zo aantrekkelijk om als jongeman in de kleuterbouw een natte broek te moeten vervangen.”
Hoe hebben jullie zelf de pabo ervaren?
Dorresteijn sr.: „Vooral op sociaal gebied heb ik op de pedagogische academie veel geleerd. Als studenten lagen we op principieel vlak vaak ver uit elkaar, maar omdat we veel gesprekken voerden, was er toch een band.”
Dorresteijn jr.: „Dat merkte ik ook. Ondanks het verschil in opvatting hadden we een fijne klas. Er zaten relatief veel jongens in: zes. Ik kon met hen goed opschieten.”
Dorresteijn sr.: „Het vak zelf heb ik vooral moeten leren in de praktijk. Maar ik moet het nog steeds leren! Toen ik eenmaal voor de klas stond, ging ik naar de lezingen van voormalig Driestardocent B. Florijn in Leersum over christelijke pedagogiek. Die zetten mij soms zo diep aan het denken over de verantwoordelijkheid van een leerkracht dat ik dacht: Zo kan ik het nooit. Dan ging ik met een pak schuld naar huis.”
Wat is dat voor verantwoordelijkheid?
Dorresteijn sr.: „Vooral op geestelijk vlak. Florijn zei eens: „Als je maar beseft dat elk kind een ziel heeft en naar de eeuwigheid gaat. Niet alleen tijdens de Bijbelvertelling, maar eigenlijk de hele dag door moet te merken zijn dat de kinderen op een christelijke school zitten. Neem alleen al de schoolregels over de omgang met elkaar. Die zijn er niet zomaar, die zijn afgeleid van de Tien Geboden. Als leerlingen ruzie hebben, moet je daar als leerkracht bij aanhaken. „De naaste liefhebben als onszelf”, is niet iets wat mensen verzonnen hebben, maar het is Gods gebod. Drs. R. A. van der Garde van het Ds. G. H. Kerstencentrum in Veenendaal heeft het ons indringend voorgehouden: we moeten in contact komen met het geweten van het kind.”
Dorresteijn jr.: „Bij vakken zoals biologie en aardrijkskunde kun je vertellen over het wonderlijke van Gods schepping. En bij geschiedenis over Gods hand in de geschiedenis. Maar het hoogtepunt ligt toch bij het Bijbelverhaal, als we de boodschap mogen brengen uit 2 Korinthe 6:2: „Ziet, nu is het de welaangename tijd, ziet, nu is het de dag der zaligheid.”
Zeker als een leerling ernstig ziek is, of zelfs komt te overlijden, voel je die verantwoordelijkheid extra zwaar om kinderen te wijzen op de noodzaak van waarachtige bekering en het wonder van Gods soevereine genade in Christus. Hoe heb je de Bijbelse boodschap aan dat kind gebracht? Wat een docent op de pabo ook zei: je mag dagelijks bidden of de Heere het Bijbelverhaal wil zegenen.”
Dorresteijn sr.: „Het is een groot voorrecht dat we de gelegenheid nog hebben om op reformatorische scholen de Bijbelse boodschap te brengen. Het lijkt wel alsof veel mensen steeds minder beseffen hoe groot dat voorrecht is. Maar hoelang zullen we op deze manier de schooldag nog mogen beginnen?”
Is er eenheid tussen kerk, school en gezin als het gaat om een reformatorische opvoeding?
Dorresteijn sr.: „Ja, de meeste tijd wel. In de zestien jaar dat ik op deze school werk, ben ik zover ik me kan herinneren nog nooit door ouders opgebeld omdat ze het niet met me eens waren, bijvoorbeeld als ik straf gegeven had. Ouders staan hier in Uddel over het algemeen vierkant achter de school en de leerkrachten.
Om de eenheid te bevorderen in het gebruik van nieuwe media hebben we twee keer per jaar een mediaweek op school. We proberen bezinning te realiseren.”
Wat zijn de verschillen tussen jullie eigen schooltijd en die van nu?
Dorresteijn jr.: „Het onderwijs is veel dynamischer geworden. Als ik nu een rekenles geef, werken de kinderen op vier verschillende niveaus. Daarnaast zijn er nog leerlingen die ik even persoonlijk aandacht moet geven. Dat vraagt behoorlijk wat energie.”
Dorresteijn sr.: „Aan de ene kant is het een verbetering dat we oog hebben voor de verschillen tussen leerlingen. Als ik vroeger een kind met autisme in de klas had, wist ik dat niet eens. Laat staan dat ik het apart de aandacht kon geven die het nodig had.
Aan de andere kant krijg je als leerkracht tegenwoordig al snel het gevoel dat je tekortschiet omdat het nu eenmaal niet lukt om elk kind precies het onderwijs te geven dat het idealiter nodig heeft.
Ik heb soms het gevoel dat het onderwijs op hol geslagen is. Allerlei maatschappelijke problemen worden via de politiek op het bordje van de school gelegd. Vergeleken met vroeger moet er nu veel meer gebeuren in minder tijd. Er ligt voor de onderwijzers een belangrijke taak om de kinderen orde en rust te bieden in de gejaagdheid van de samenleving.
De uitdrukking dat we moeten woekeren met onze talenten wordt in onze tijd weleens verkeerd aangehaald. Het gaat er niet om dat je als individu de beste resultaten haalt, maar dat je jouw talenten gebruikt tot eer van God en ten dienste van anderen. Bovendien zijn er kinderen met ándere gaven. Sommigen hebben moeite met rekenen en taal, maar zijn heel technisch of creatief.”
Dorresteijn jr.: „Gelukkig zijn er nog vakken zoals tekenen en handvaardigheid waarbij kinderen die zwak zijn in bijvoorbeeld rekenen soms de mooiste dingen kunnen maken. Je ziet hen dan helemaal opbloeien.
Ook bij de zaakvakken is er nog redelijk veel vrijheid. Het is mooi als de kinderen zich helemaal gaan inleven in hoe het vroeger was. Ze vinden het heerlijk. Tegelijkertijd steken ze er veel van op. Vaak zijn de kinderen heel benieuwd naar hoe het verhaal verdergaat. Het belangrijkste is dat ze leren zien dat God regeert, bijvoorbeeld als we vertellen hoe het christendom in ons land gekomen en in stand gehouden is.”
Dorresteijn sr.: „Het onderwijs is sterk veranderd sinds mijn eigen schooltijd. Vroeger leerden de kinderen op school alles van hun meester of juf. Die kon met bezieling de belangstelling van de kinderen voor de leerstof wekken, hen aan het denken zetten en zich met hen verwonderen over de ontdekkingen die ze samen deden. Dat had absoluut een vormende waarde. In het moderne onderwijsdenken lijkt de taak van onderwijzer omgebogen te zijn tot begeleider van het individuele leerproces. De moderne media willen medeopvoeder zijn. Dat is een aanslag op de christelijke opvoeding. Gaat het de kant op dat er op den duur ook wel een robot voor de klas kan staan?”
zomerserie Zo ouder, zo kind
Dit is het tweede deel van een serie over ouders en kinderen die op dezelfde school werken.