Afgewezen Chinese asielzoeker: Ik wil gewoon christen zijn
tekst Michiel Bakker beeld RD, Henk Visscher
Als lid van een huisgemeente in China ondervond Weiyi grote problemen. Nadat eerst haar moeder vanwege evangelisatiewerk vijf jaar in de gevangenis zat, kwam ook Weiyi in de cel terecht omdat ze weigerde haar geloof in God op te geven. Ze vluchtte naar Nederland, maar kreeg geen asiel.
Er vloeien heel wat tranen tijdens een lang gesprek met de afgewezen asielzoeker, die wordt vertaald door een christelijke tolk. Als ze terugblikt op de jaren in China, komen al snel de emoties bij Weiyi (26) boven en voelt ze opnieuw de pijn van vernedering, gevangenschap en misbruik.
Weiyi groeit op in een traditioneel boeddhistische familie in een dorp in de Chinese provincie Hubei. Ze is het derde meisje in het gezin, tot grote teleurstelling van de ouders van haar vader, die een kleinzoon verlangden. Van jongs af voelt ze zich door haar grootouders afgewezen, ook als er later alsnog een jongen wordt geboren.
In 2006 krijgt Weiyi’s moeder contact met christenen en komt ze tot geloof in de Heere Jezus. Ze sluit zich aan bij een –door de overheid verboden– huisgemeente. Weiyi ziet haar moeder in positieve zin veranderen en krijgt ook belangstelling voor het Evangelie.
„Er was, mede door de houding van mijn grootouders, vaak ruzie thuis en ik voelde me als meisje minderwaardig. „Waarom is er bij ons geen vrede?” vroeg ik op een dag. Toen vertelde mijn moeder me over de liefde van Jezus. Ik hoorde dat Hij voor onze zonden aan het kruis is gestorven. M’n moeder zei ook dat God ons geslacht, uiterlijk en karakter heeft bepaald en dat dit goed is. Ze leerde me op Hem te vertrouwen.”
De liefde van de leden van de huisgemeente raakt Weiyi. „Mijn moeder was ongeletterd. Ze werd voorgelezen uit de Bijbel en de christenen leerden haar lezen aan de hand van de Bijbel. Ik zag Gods liefde in hun hulp. Het was bijzonder dat deze mensen uit de stad naar ons als dorpelingen omzagen. Dat is in China niet gebruikelijk.”
Straf
Weiyi’s moeder laat zich dopen en doet mee met evangelisatieactiviteiten. „M’n vader was geen christen, maar had er geen moeite mee. Maar mijn opa zei dat m’n moeder moest stoppen met het bezoeken van de samenkomsten en het evangeliseren.”
Eind 2008 pakt de politie leden van de huisgemeente, onder wie Weiyi’s moeder, op. „Ze moest een verklaring ondertekenen dat God niet bestaat en dat ze nooit meer zou geloven. Mijn moeder wilde haar geloof echter niet opgeven. Daardoor kreeg ze vijf jaar gevangenisstraf opgelegd en belandde ze in de cel.”
Geëmotioneerd vervolgt Weiyi: „Ik snapte niet dat mijn moeder werd opgepakt, want ze deed alleen goede dingen. De politie kwam ook bij ons thuis. Ik mocht als straf voor wat mijn moeder had gedaan niet langer naar school van de overheid. Mijn vader kreeg te horen: Als er ooit iemand uit jullie gezin gaat geloven, krijg je daar spijt van.”
Weiyi noemt zichzelf inmiddels overtuigd christen. „Mijn vader zei dat ik het geloof moest opgeven, omdat we anders grote problemen zouden krijgen en mijn broertje misschien ook van school moest.” In tranen: „Mijn vader heeft me twee weken bedenktijd gegeven. Hij zei: Als je christen blijft, moeten onze wegen scheiden.”
De beslissing die ze moet nemen, noemt Weiyi „vreselijk moeilijk. Ik was mijn moeder kwijt en wilde de rest van ons gezin niet missen. Maar mijn geloof wilde ik ook niet kwijt. God gaf mij zo veel vreugde en zelfvertrouwen.”
Na veertien dagen vertelt Weiyi haar vader dat ze haar geloof niet afzweert. „Toen moest ik het huis uit. M’n vader, die het beste met me voorhad, gaf me wat geld mee om de eerste periode te overleven. Ik wist niet hoe het verder moest, maar dacht aan de Bijbeltekst: Maak je geen zorgen over wat je zult eten of hoe je je zult kleden.”
Schoenfabriek
Weiyi vertrekt naar een stad in een andere provincie. De eerste nacht slaapt ze op het station. Daarna vindt ze via een advertentie een goedkope kamer die ze huurt. „Het was een kleine ruimte en als het regende, had ik lekkage. De omstandigheden waren slecht, maar ik kon in m’n Bijbel lezen. Ook vond ik werk in een schoenfabriek.”
Op zondag gaat Weiyi naar de door de overheid gecontroleerde Drie-Zelfkerk in de stad. „Ik wist niet wat het verschil was met een huisgemeente, maar kwam daar al snel achter. Je moet eerst van God houden en dan van de mensen, had ik geleerd. In de Drie-Zelfkerk hoorde ik: Je moet eerst van het land houden, dan van de partij en dan van God. Dat klopte niet. Jezus is het Hoofd van de kerk, niet de overheid.”
Moeite heeft Weiyi met het verbod van kerkelijke leiders om buiten de stad te evangeliseren én met de rangen en standen in de Drie-Zelfkerk: „In de huisgemeente was iedereen gelijk.” Ze is blij als ze na drie jaar ontdekt dat een behulpzame collega op haar werk christen is en een huisgemeente bezoekt.
„Ik dankte God dat ik haar leerde kennen. Als ik me zwak voelde en mijn familie miste, kwam zij met me praten en deelde het Evangelie met me. Daardoor was ik minder eenzaam in de grote stad. Na enige tijd ging ik mee naar haar huisgemeente, die achttien leden telde. Ze waren als familie voor me. Ik ervoer er warmte en liefde.”
Geslagen
Intussen neemt de vervolging van huiskerken toe, zegt Weiyi. Uiteindelijk pakt de politie ook leden van haar gemeente op. „Zij bleken al lange tijd in de gaten te zijn gehouden.” In 2012 belandt ze zelf op het politiebureau. „Ik kon mijn echte naam niet noemen, want dan zou mijn familie grote problemen krijgen. Daarom gaf ik een valse naam op. Ik moest een verklaring ondertekenen waarin stond dat ik mijn geloof zou opgeven.”
Weiyi weigert dat. „Ik zei: Er is toch godsdienstvrijheid in China? De politie reageerde: Domkop, geloof je dat echt? Dat zeggen we alleen om buitenlanders tevreden te houden vanwege zakenrelaties. Toen ik volhield dat ik niets fout had gedaan, gaf een agent me een klap met een tijdschrift. Ik zei: Het maakt niet uit hoe hard je me slaat, ik zal niet tekenen.”
Huilend: „Daarna trok hij me aan mijn haren en sloeg me tegen de muur. Ik bad in stilte: Heere, wat moet ik doen? Toen dacht ik aan Jezus, Die werd ontkleed, geslagen en Die aan het kruis heeft geleden. Ik besefte hoeveel het Hem heeft gekost om mensen te redden.”
Even kan Weiyi, verstikt door emoties, niet verder praten. Toch wil ze haar verhaal afmaken. Met horten en stoten vertelt ze hoe ze is mishandeld en misbruikt. „Ik kon God niet verloochenen. Hij is de Waarheid.” Vanwege „illegale evangelisatieactiviteiten” krijgt ze een maand gevangenisstraf opgelegd. „Ik zat met zes tot acht vrouwen in een kleine cel, met in de hoek een toilet. Bedden hadden we niet, we sliepen op de grond.”
Vrijheid
Als ze in 2013 uit de gevangenis komt, slaagt Weiyi erin in het geheim haar moeder te ontmoeten, die haar straf er inmiddels op heeft zitten. Ze woont niet meer bij haar gezin, sinds de politie opnieuw naar haar op zoek is.
Omdat er regelmatig invallen bij huiskerken plaatshebben, adviseert ze Weiyi het land te ontvluchten. Ze wil voorkomen dat haar dochter langdurig in de gevangenis belandt. „Als je voor de tweede keer wordt opgepakt, word je ernstiger mishandeld.”
Dankzij contact met een zuster uit de huisgemeente die iemand kent bij de visumdienst, kan Weiyi China verlaten. „Het was heel moeilijk om m’n moeder achter te laten, maar ik kon daar niet meer leven. Ik begrijp niet waarom China zo met zijn mensen omgaat”, zegt Weiyi geëmotioneerd.
Na een moeizame reis, mede omdat ze geen Engels spreekt, komt Weiyi in januari 2015 in Nederland aan. „Onderweg bad ik steeds: Wat moet ik doen? Ik wilde naar Nederland omdat ik had gehoord dat hier vrijheid is om te geloven. In China zaten we altijd achter gesloten gordijnen te bidden en met de angst dat iemand ons zou verraden.”
Asielaanvraag
Op straat ontmoet ze een Chinees die haar onderdak aanbiedt als ze in zijn gezin op de kinderen wil passen en het huis schoonmaken. „Ik had geen keus en ben met hem meegegaan. Begin maart verliep mijn visum en moest ik daar weg omdat ik opgepakt zou kunnen worden. Ik kreeg het advies asiel aan te vragen.”
Met lood in de schoenen meldt Weiyi zich bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). „Ik was zo bang dat ik zou worden teruggestuurd naar China dat ik iets fout heb gedaan. Voordat ik me meldde, heb ik mijn paspoort kapotgemaakt en weggegooid. Omdat ik niet wist of ik de Nederlandse overheid kon vertrouwen, heb ik de eerste keer niet mijn volledige naam opgegeven, alleen mijn roepnaam.”
Als ze na enige tijd vertrouwen krijgt in de IND, geeft ze alsnog haar juiste en volledige gegevens op. „Ik zei dat het me speet dat ik had gelogen. Maar de IND gelooft me niet meer en zegt dat ik niet kan bewijzen dat ik in de gevangenis heb gezeten. Daarom is mijn asielaanvraag afgewezen.”
Als haar procedure is afgelopen, vindt Weiyi een adres waar ze –illegaal– verblijft. Op zondag bezoekt ze een Nederlandse kerk in de buurt. Hoe haar toekomst eruitziet, weet ze niet, maar terugkeren naar China is voor Weiyi geen optie.
„Toen ik in Nederland kwam, was ik opgelucht. Ik dacht dat ik de vrijheid gevonden had, maar dat viel tegen. Met mijn familie in China heb ik geen contact –dat zou gevaarlijk zijn– en hoe het hier verder moet, weet ik niet. Soms voel ik me moedeloos en zwak. Elke dag bid ik: O God, help me. Misschien heeft Hij me in deze omstandigheden gebracht om mijn geloof te testen.”
Sinds kort heeft Weiyi contact met een andere advocaat die onderzoekt of ze een nieuwe asielaanvraag kan indienen. Ze hoopt ooit alsnog een verblijfsvergunning te krijgen. „Ik ben hier niet gekomen voor een beter leven, maar alleen om in vrijheid te kunnen geloven en andere mensen over God te vertellen. Ik wil gewoon christen zijn.”
Om veiligheidsredenen is de naam van Weiyi gefingeerd.