Commentaar: Theorie en praktijk aan het Binnenhof
Weinig kans dat het met de klassiek-liberale partij VNL (VoorNederland) iets gaat worden. Na de mislukte lancering van Moszkowicz als lijsttrekker, moet de partij het weer doen met de oud-PVV-Kamerleden Bontes en Van Klaveren. En met deze betrekkelijk onbekende parlementariërs zal zij de oorlog niet snel winnen.

Dat is dan ook niet de reden waarom het interview dat Bontes zaterdag aan het AD gaf, lezenswaardig is. Het interessante aan dit vraaggesprek is de wonderlijke mix tussen elementen die respect oproepen en elementen die teleurstellen.
Kickbokser Bontes is een selfmade man, die de rauwheid van het straatleven uit ervaring kent. Opgegroeid in een Rotterdamse volkswijk, afgepeigerd door zwaar werk in de haven, later politieman geworden –en in die hoedanigheid ooit weleens iemand neergeschoten–, op zijn vijftigste cum laude afgestudeerd in de bestuurskunde, en ten slotte Kamerlid geworden. Zo’n levensloop dwingt respect af. Bovendien kan het een meerwaarde hebben om in het parlement te kunnen putten uit levenservaring. Let wel: kán.
Want hiermee komen we meteen op het teleurstellende in de levenshouding van Bontes (en van wel meer Kamerleden uit uiterst rechtse en uiterst linkse hoek). Het beschikken over praktijkkennis kan gemakkelijk leiden tot dedain voor andere politici die zúlke ervaringen niet hebben. „Zo’n Klaas Dijkhoff, die heeft nog nooit één dag gewerkt.” En tot diepgaand wantrouwen: „Als een minister staat te praten, ga ik ervan uit dat het niet klopt. Dan kan het alleen maar meevallen.”
Het jammere van deze benadering van de politieke werkelijkheid is dat aan de lopende band valse tegenstellingen worden gecreëerd die ons land, als het erop aan komt, niet verder helpen. Enige argwaan koesteren tegenover al te mooie beweringen van politici is aan het Binnenhof geen slechte eigenschap, maar stelselmatig opereren vanuit een grondhouding van cynisme en achterdocht maakt het landsbestuur kapot. En wie kritiek heeft op iemand als Dijkhoff, zal primair met onderbouwde kritiek op diens beleidsdaden moeten komen. Hem bij voorbaat aan de kant schuiven omdat hij vanaf de universiteit regelrecht de politiek in is gerold en daarom nooit werkelijk verstand van zaken kán hebben, is een zwaktebod. Iemand met veel praktijkervaring kan er in een concrete kwestie immers net zo goed naast zitten als een ‘theoreticus’, soms júíst doordat één of twee praktijkervaringen hem hínderen om een goed overzicht over het geheel te krijgen.
Het mooiste is als er, ook in politiek Den Haag, sprake is van een evenwichtig samenspel van theorie en praktijk. Dat vinden we bijvoorbeeld bij VVD-minister Kamp, die dit weekend bekendmaakte bij de volgende Kamerverkiezingen uit de politiek te stappen. Door zijn vroegere werk als fiscaal rechercheur weet hij, net als Bontes, prima wat er in de Nederlandse maatschappij leeft. Maar Kamp koppelt praktijkervaring altijd aan een grote dossierkennis en debatteert nooit vanuit wantrouwen of een underdogpositie, maar steeds vanuit feitenkennis en zelfvertrouwen.
Zo’n politicus gaan we, na 2017, missen.