Opinie

Dr. R. Toes: Onderwijs kan niet zonder eigen visie

Bezinning op pedagogische en didactische grondlijnen is nodig voor al het onderwijs, niet alleen het reformatorische, betoogt dr. R. Toes. Alleen zo is er toekomst voor het reformatorisch onderwijs.

dr. R. Toes
2 January 2016 15:31Gewijzigd op 16 November 2020 00:25
„Het wordt tijd voor een gezond conservatisme van bewezen effectief en identiteitsgebonden onderwijs, waarbij de rol van de welsprekende docent van groot belang is.” beeld RD, Anton Dommerholt
„Het wordt tijd voor een gezond conservatisme van bewezen effectief en identiteitsgebonden onderwijs, waarbij de rol van de welsprekende docent van groot belang is.” beeld RD, Anton Dommerholt

Mijn proefschrift ”De toets der kritiek” over het reformatorisch voortgezet onderwijs heeft veel en uiteenlopende reacties los­gemaakt. Sommigen zagen er een reformatorische versie in van het Fyra-onderzoek, terwijl anderen het kenschetsten als een hardcorerefo-pak-slaag voor softi’s in het refo-onderwijs. De meeste reacties benadrukten vooral herkenning van de geschetste ontwikkelingen en conclusies.

Het doel van mijn proefschrift was met name om een historische schets te geven van hoe het reformatorisch voortgezet onderwijs is omgegaan met de vernieuwingen van de afgelopen decennia. Enkele reacties verwarren helaas het mislukken van die vernieuwingen met kritiek erop. Dat bijvoorbeeld de adviezen van de Onderwijsraad en de uitkomsten van de commissie-Dijsselbloem niet mals waren, mag niet verward worden met een bij voorbaat negatieve houding mijnerzijds.

Het was vooral niet mijn bedoeling om alleen maar kritiek achteraf te geven, vanaf de zijlijn. Ik was zelf participant in die tijd, als docent geschiedenis. Ook benadruk ik in mijn proefschrift dat het bijzonder lastig was om in een periode van opbouw van het reformatorisch onderwijs in de mêlee van vernieuwingen het roer recht te houden.

Breder fenomeen

Dat laat onverlet dat er een kritischer houding ten opzichte van de vernieuwingen had moeten zijn. Het is opvallend hoe weinig een andere lijn uit mijn proefschrift voor het voetlicht gehaald is, namelijk dat ook niet-reformatorische scholen met groot gemak meegingen en eveneens terugblikkend aangaven dat dit veel te gemakkelijk ging.

Er is dus sprake van een breder fenomeen, waarbij het van belang is op te merken dat de relatie tussen identiteit en vernieuwingen juist in reformatorische kring wel gezien werd. Op scholen van een andere signatuur kreeg ik steevast de reactie dat ze die relatie niet begrepen of dat het zuildenken toch voorbij was. Alsof openbare scholen niet hoeven na te denken over hun visie op onderwijs en pedagogiek. Onderwijs is nooit neutraal en er moet dus altijd nagedacht worden over een eigen pedagogische en didactische visie.

Het belang van deze thematiek overstijgt dan ook de reformatorische gezindte. Er verschijnen in de breedte van onderwijsland nauwelijks diepgravende didactische of pedagogische publicaties. Dat is al een belangrijk signaal. Een reactie van iemand uit het openbaar onderwijs op het empirisch gedeelte van mijn onderzoek mag exemplarisch zijn: „De identiteit van mijn school is een lappendeken. Wij willen alles zijn, een sportschool, cultuurschool, tweetalige school, noem het maar op. Vaak heb ik het gevoel dat alle vernieuwingen worden ingevoerd bij ons alsof het niets is.”

Stevensval

Het is dus niet alleen maar de problematiek van een ”subsubsubdenominatie” die zich triomfantelijk wil afficheren met een eigen pedagogiek. In sommige reacties wordt gesteld dat reformatorische scholen hier niet over moeten nadenken. Een gotspe, mijns inziens. Het is niet minder dan een opdracht, die regelmatig moet worden herhaald om het ook bij de nieuwe generaties docenten tussen de oren te krijgen: actualiseren om te verinnerlijken.

Als we zo ”sub” zijn dat het formuleren van pedagogische grondlijnen door onze schismatieke eilandjes kansloos is, zoals sommigen veronderstellen, moeten we dat dan maar overlaten aan denkers buiten het reformatorisch en christelijk onderwijs? Het is dan niet ondenkbaar dat we duikelen in de ”Stevensval”. Het optimisme van deze hoogleraar over de mogelijkheden van het kind kreeg juist hierdoor ook binnen het reformatorisch onderwijs een duidelijke plaats (zie de reacties van Henk Dijkgraaf en W. Kok in RD 5-11). Dijkgraaf legt er terecht de vinger bij dat de doodsstaat van de mens wel beleden wordt, maar dat de praktijk van het onderwijs veel meer optimisme uitstraalt over de mogelijkheden van het kind. Een vreemde spagaat, die een gevolg is van een nauwelijks doordachte pedagogische visie.

Als er geen eigen pedagogische grondlijnen zijn, ligt het onderwijs ervoor open om gekaapt te worden. Dat betrof heel concreet de door mij aan de orde gestelde vernieuwingsgoeroes als Visser ’t Hooft, Wijnen, Stevens en Miedema. Dit verschijnsel is actueler dan vaak gedacht wordt. Recent gaat het om bijvoorbeeld de voorzitter van de VO-raad, Paul Rosenmöller, die gek genoeg als (ex-?)linkse idealist neoliberale beginselen als maatwerk en individualisering op het schild heft.

Deze vernieuwers verkondigen uiteraard niet alleen maar onzin. Maar het is evident dat de kern dat hun onderwijskundige visie zowel vanuit de identiteit alsóók vanuit de wetenschap te bekritiseren is. Want die laatste notie wordt gemakkelijk vergeten: er was nauwelijks wetenschappelijk bewijs dat de vernieuwingen echt werkten. Het waren vooral hypes die in de maatschappij leefden en die het onderwijs aangepraat werden. Als er dan geen duidelijke visie is, is het zeer verleidelijk om mee te gaan. Dat is een valkuil voor veel schoolleiders, onder­getekende niet uitgezonderd. Dat is niet alleen iets van de afgelopen decennia. Het onderwijs kan erop rekenen er ook de komende tijd mee geconfronteerd te worden.

Klassieke noties

Mijns inziens is er inmiddels voldoende met leerlingen geëxperimenteerd. Het wordt tijd voor een gezond conservatisme van bewezen effectief en identiteits­gebonden onderwijs, waarbij de rol van de welsprekende docent van groot belang is. Deze notie heeft niets te maken met een zichzelf opblazende subdenominatie, maar sluit aan bij klassieke noties over goed onderwijs. Daarbij moeten wat mij betreft ook klassiek-christelijke noties meeklinken. Dat is het nut van geschiedenis.

Putten uit de geschiedenis is meer dan wat de reactie van Fred van Lieburg (RD 2-12) doet vermoeden, namelijk dat het christelijk onderwijs vroeger ook altijd meeveerde met vernieuwingen. Waar maken we ons druk over, zo lijkt de boodschap. Dit is op zijn minst kort door de bocht en historisch aanvechtbaar. D. H. Janse maakt daar in zijn reactie (RD 9-12) al enkele inhoudelijke opmerkingen over.

In een reactie stelt het Kerstencentrum (RD-12) dat er voldoende kennis van de gereformeerde pedagogiek is. Dat ontken ik niet, maar ik wil eveneens als deze directeuren naar een gedeelde actualisatie of verinnerlijking (zie ook J. N. Mouthaan in RD 14-11). Ook L. N. Rottier geeft in zijn constructieve reactie (RD 2-11) aan dat op dit punt actie nodig is.

In een persoonlijke reactie wees iemand erop dat het reformatorisch onderwijs een kostbaar bezit is. Het is onvoorstelbaar dat we in een land leven waarin dit mogelijk is. Als we ons blijven terugtrekken op onze ”schismatieke eilandjes” maken we onszelf overbodig in bijvoorbeeld de discussie over artikel 23, die ongetwijfeld in het komende decennium geïntensiveerd zal worden. Het gaat mij dan niet om het breed uitventen van een eigen pedagogische visie. Dan is samenwerking geboden, met het protestants-christelijk onderwijs en ook met het openbaar onderwijs, dat nooit neutraal kan zijn. De kracht van ons onderwijsbestel ligt juist in die –onderbouwde– diver­siteit.

De auteur is directeur van het Wartburg College locatie Guido de Brès in Rotterdam. In oktober promoveerde hij op 
de studie ”De toets der kritiek. Het reformatorisch voortgezet onderwijs en 
de onderwijsvernieuwingen (1970-2005)” (uitg. Labarum Academic).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer