Geef meer aandacht aan zelfontplooiing
Aandacht voor zelfontplooiing in christelijk kring is van groot belang, betoogt Lennart Visser.
In het RD van zaterdag (RD 5-9) bespreekt Nico van der Voet het boek ”Zelfontplooiing, een theologische peiling”. In dit boek leveren diverse auteurs een filosofische en/of theologische bijdrage over het thema zelfontplooiing. Helaas blijft de praktische uitwerking achterwege.
Zelfontplooiing is een actueel thema. Het is goed dat daar een grondige verkenning naar is gedaan. Wat mij in het algemeen opvalt is dat wanneer we het in christelijke kring over zelfontplooiing hebben, we twee uitersten kunnen onderscheiden. De auteur van de boekbespreking schetst deze herkenbaar. Hij zet zijn ervaring met een (ik vermoed wat meer evangelische) sing-in tijdens een vakantie tegenover begrippen die in reformatorische gemeente zouden moeten klinken.
In de vakantiekerk was het thema: ”Ik ben ik!” Ik mag mezelf zijn, ik ben mooi, gewild, geliefd, uniek, volmaakt, vrij. Er werd alleen over God gesproken in de zin dat God ”mijn ik” bevestigt. Aanwezigen werden zo geraakt dat sommigen huilden. Verkreukelde zielen van mensen met een laag zelfbeeld werden vertroost.
Gemist werden de begrippen die in een reformatorische gemeente nogal eens gehoord worden: God is een God Die kritisch is en oordeelt, waardoor mijn ik wordt afgebroken. Mijn ik is niet vrij, maar gevangen in zonde. Ik ben niet uniek, maar massamens in afkeer van God. Ik ben niet mooi, maar lelijk en Gods liefde niet waard.
Bovenstaande schets van twee uitersten laat zien dat aandacht voor zelfontplooiing in christelijke kring van groot belang is. Het is pijnlijk om de ervaringen uit reformatorische kring te lezen. Wat doen we met het offer van Jezus als we zeggen dat een mens Gods liefde niet waard is? Wat doen we dan met het Bijbelse gegeven dat de mens geschapen is naar Gods beeld, meer zelfs dan de engelen? Maar ook de uitspraak ”ik mag mezelf zijn”, roept vragen op. Alsof we weten wie we zijn.
In mijn werk met studenten kom ik veel jongeren tegen die veel plooien en kreukels hebben en in de knoop geraakt zijn. Ze weten niet hoe ze moeten omgaan met negatieve gedachtenpatronen. Dit kunnen gedachten zijn zoals: Ik kan het niet, anderen zijn beter, ik ben lelijk. Er komt weinig uit hun handen en ze zoeken afleiding op Facebook, WhatsApp en allerlei andere activiteiten die voor een korte tijd een goed gevoel geven.
Ook op geestelijk gebied kunnen ze negatief over zichzelf denken. In sommige gevallen hebben ze dat zelfs met hun opvoeding meegekregen. Redding door Christus is voor anderen, ik ben te slecht, te zondig. Het Evangelie is niet voor mij.
Op een andere manier kan een dergelijk negatief gedachtenpatroon ook voorkomen bij volwassenen. Iedereen heeft het druk en creëert allerlei activiteiten om invulling te geven aan de uitspraak: Ik ren, dus ik ben! We hebben het druk, want daardoor voelen we ons waardevol. We zijn bang om onszelf tegen te komen. We willen ergens in uitblinken. We bepalen onze eigen keuzes en successen. Facebook staat er vol mee. Hiermee wijzen we (on)bewust God af Die weet wat goed voor ons is en een plan heeft met ons leven. Hier is sprake van hoogmoed, de oorzaak van alle zonde.
Ook kan er sprake zijn van een persoon die (in eigen ogen) weinig heeft bereikt. Die zich schaamt voor zijn uiterlijk, zijn werk of niet hebben van werk, voor zijn oude auto en wat nog meer. We vergelijken ons met anderen vanuit wat ”ik heb bereikt”. Zo’n persoon zit gevangen in het verlangen naar aandacht, waardering en roem van anderen. Of het nu gaat om het type ”ik ren dus ik ben” of het type ”ik ben niets, en daardoor iets”, in beide gevallen is er sprake van zelfverkreukeling.
Christelijke zelfontplooiing is persoonlijke ontwikkeling gericht op de eer van God, afgestemd op de naaste en jezelf. Zelfontplooiing is vanuit Gods woord leren dat Hij Koning is. Dat we ons leven in Zijn handen mogen leggen. Dat er vergeving is voor zondaren. Dat er heling en genezing is bij Christus. Dat er redding is, ook al liggen we helemaal in de kreukels.
Hierbij mogen we (ook vanuit recente stromingen in de psychologie) leren hoe we in het dagelijkse leven kunnen omgaan met negatieve gedachten, met zorgen, met ervaringen vanuit het verleden. Maar ook hoe we vorm kunnen geven aan idealen en onze verlangens mogen uiten.
Dit kan alleen als we er met elkaar over praten. Op een Bijbelkring als broeders en zusters, binnen het schoolteam en in de klas met de leerlingen, binnen het gezin met de kinderen en onderling als man en vrouw. Elkaar hierin ondersteunen kan alleen als we open zijn tegenover elkaar, en ootmoedig en liefdevol, zonder (voor)oordeel naar de ander luisteren.
Bij het in de praktijk brengen hiervan zouden theologie en (praktische) psychologie en pedagogiek veel van elkaar kunnen leren. Kerk, onderwijs en gezin spelen hierbij een grote rol. Dat vraagt van voorgangers, leraren en ouders moed en kwetsbaarheid.
Leren wie God voor mensen wil zijn, kan alleen vanuit stilte en vanuit innerlijke rust. Stil worden voor het aangezicht van God, zodat Gods Geest kan werken. David schrijft in Psalm 131: „O Heere, mijn hart is niet verheven en mijn ogen zijn niet hoog; ook heb ik niet gewandeld in dingen mij te groot en te wonderlijk. Zo ik mijn ziel niet heb gezet en stilgehouden, gelijk een gespeend kind bij zijn moeder! Mijn ziel is als een gespeend kind in mij. Israël hope op de Heere van nu aan tot in der eeuwigheid.” Laten we als christenen hier met en voor elkaar aandacht voor hebben!
De auteur is werkzaam bij Driestar hogeschool. Hij schreef deze bijdrage op persoonlijke titel.