Economie

Het gedrag van investeringsmaatschappijen, een al oude discussie

Ze zijn niet onomstreden: private-equityfondsen. Zij stoppen privaat vermogen in bedrijven. Vaak gaan die daarna drastisch op de schop, waarbij alleen het rendement van de kapitaalverstrekkers telt.

Arie de Rooij
7 February 2015 11:50Gewijzigd op 15 November 2020 16:30
V&D is een bedrijf dat in handen is van een private-equityfonds. beeld ANP
V&D is een bedrijf dat in handen is van een private-equityfonds. beeld ANP

V&D verkeert in ernstige problemen. In de jongste geschiedenis van het warenhuisconcern was er een hoofdrol voor de bovengenoemde soort financiële partijen. VendexKBB, later omgedoopt in Maxeda, verdween in 2004 van de beurs. Het Amerikaanse KKR, een van de grootste spelers op het gebied van private equity, nam samen met enkele kleinere branchegenoten de onderneming over.

Die werd in de volgende jaren door de nieuwe eigenaren ontrafeld. Zij verkochten diverse firma’s die tot de holding behoorden, waaronder HEMA, Bijenkorf, Dixons en Hunkemöller. V&D vond op die manier onderdak bij Sun Capital, dat eveneens vanuit de VS opereert. Een deel van het vastgoed, de winkelpanden, ging over naar IEF Capital. Al die transacties legden de kopers van VendexKBB geen windeieren. Het FD berekende dat KKR en zijn partners de prijs voor het hele concern (1,4 miljard euro) zo’n tweeënhalf keer hebben terugverdiend. Ondertussen is de positie van V&D voortdurend verslechterd. Het vroegere Vroom & Dreesmann, opgericht in 1887, wankelt.

Tal van andere Nederlandse bedrijven zijn eveneens in handen van investeringsmaatschappijen. Vroegere beurs-nv’s: Stork en VNU, om er twee te noemen. Philips wil zijn lichtdivisie afsplitsen en een van de opties is verkoop aan zulke fondsen. Nog een voorbeeld: de succesvolle winkelketen Action werkt met kapitaal van het Britse 3i.

Bij private equity gaat het om investeerders die buiten de aandelenmarkt om met eigen vermogen participeren in ondernemingen. Als die geen notering hebben aan de beurs en zij middelen nodig hebben voor groei, innovatie, reorganisatie of een doorstart, kan dat een welkome financieringsbron zijn. Bij een jong bedrijf spreken we van venture capital ofwel durfkapitaal.

Het geld wordt bijeengebracht door pensioenfondsen, verzekeraars, banken, rijke families en particuliere beleggers. In ruil voor de deelname verwerven zij uiteraard zeggenschap. Meestal stoten zij na een aantal jaren het belang weer af; met een flinke winst, daar zijn hun inspanningen in ieder geval op gericht.

Het gedrag van deze investeerders lokt kritiek uit. Waar zij hun opwachting maken, gaat de boel meestal op z’n kop. Zij schuwen impopulaire maatregelen niet: harde prestatienormen, besparingen, afstoten van zwakke onderdelen, ontslagen. Hakken, slopen en verkopen, wordt weleens gezegd. Alles draait om een voor hen zo hoog mogelijk rendement, om snel geld verdienen. Een ander controversieel punt is dat zij een bedrijf nogal eens opzadelen met forse leningen en dus een hoge schuld, dan hoeven ze er minder eigen geld in te steken en bovendien is dat fiscaal aantrekkelijk. Tegelijk trakteren zij zichzelf op fraaie dividenden.

Het PvdA-Kamerlid Nijboer zwengelde de discussie recent weer aan. Hij wil de regelgeving rond deze professionele investeerders aanscherpen. Hij verwijst naar Duitsland, waar wetgeving onder andere de dividenduitkering in de eerste twee jaar na aankoop van een vennootschap limiteert. Voorts is bij onze buren de belastingaftrek van rente op vreemd vermogen beperkt.

Nijboers partijgenoot Bos liet in 2007, als minister van Financiën, een ander geluid horen. Hij berichtte op basis van een onderzoek aan de Tweede Kamer dat het allemaal wel meeviel met die uitwassen. Voorvallen die tot zorgen leidden, waren volgens hem slechts incidenten. De effecten van private equity op de economie zijn in doorsnee positief, schreef hij destijds. En de beeldvorming van negatieve effecten voor werkgelegenheid wordt niet gestaafd door de bevindingen, vulde hij aan. Gemiddeld en per saldo is er na verloop van tijd een toename van banen.

Voormalig minister van Economische Zaken Wijn daarentegen duidde buitenlandse private-equity-investeerders ooit aan als „sprinkhanen die bedrijven leegvreten en dan weer weggaan.” Dat was in 2006. Het debat is dus al oud en het laatste woord lijkt nog niet gesproken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer