George Kazoura verloor zijn haat tegen de Joden
Alleen al vanuit Frankrijk emigreerden dit jaar meer dan 4500 Joden naar Israël, zo blijkt uit cijfers die het Joods Agentschap vorige maand bekendmaakte. Het zullen er nog veel meer worden, verwacht ds. George Kazoura. „Uit alle vier de windstreken. God zal hen terugbrengen.”
Hoe weet hij dat zo zeker? „Ik geloof wat de profeten over de Joden hebben gesproken”, zegt de Arabische voorganger, woonachtig in het Israëlische Rama. „De Bijbel maakt er geen geheim van. Of we het willen of niet, zij zullen naar Israël terugkeren. Het zal een moeilijke tijd voor hen worden – dat ís het al. Maar er komt een dag dat het Joodse volk zalig zal worden.”
Kazoura, klein van postuur, was recent een paar dagen in Nederland, samen met een dochter. Aan een koffietafeltje in hotel Hof van Putten vertelt de evangelicale pastor in ruste zijn levensverhaal.
Dat hij er ooit nog eens „bijzonder trots” op zou worden Israëlisch staatsburger te zijn, leek tot zijn 18e ondenkbaar. George Kazoura werd geboren in een Arabisch gezin in Haifa. Zijn ouders waren rooms-katholiek. „In 1948 kwam het tot de oprichting van Israël als staat. In de oorlog die volgde, werd mijn vader in zijn been geschoten. We weten niet door wie, Joden of Arabieren. In elk geval: we moesten met mijn vader en moeder, het hele gezin, naar het ziekenhuis, in Nazareth. We verbleven daar bij familie, tijdelijk, dachten we.”
Toen de Kazoura’s na een aantal weken terugkeerden naar Haifa, bleek hun woning in bezit te zijn genomen door Joodse gezinnen – zoals zo veel woningen waren. „Mijn vader probeerde uit te leggen dat dit ons huis was, maar zij zeiden: „Best, laat jullie registratiepapieren maar zien, dan geven wij het terug.” Die hadden we niet. Mensen in die tijd waren arm, er was vaak geen geld om zich te laten registreren. We konden dus niet bewijzen dat dit ons huis was.”
Onverrichter zake vertrok het Arabische gezin weer naar Nazareth, waar het de jaren die volgden doorbracht in een kleine ruimte, 25 vierkante meter. „We waren met z’n achten. We hadden niets, geen enkele privacy ook.”
Haat
Het gebeuren leidde ertoe dat de jonge Kazoura een diepe haat ontwikkelde, „tegen God, tegen het Joodse volk. Ik werd communist, atheïst, van alles.”
Tot de tiende oktober van het jaar 1961. „Toen riep de Heere me. Ik was 17. Maar ik was er nog niet echt klaar voor om te gaan doen wat Hij wilde.”
Een serveerster komt de bestelling opnemen. „Thank you”, voegt ds. Kazoura haar toe als ze weer wegloopt. „God bless you.” Hij zal het deze morgen nog vaker zeggen. „God zegene u.”
George Kazoura zat buiten, op die oktoberdag in 1961. „Ik las wat in de Bijbel en kwam bij Genesis 12:3, waar staat: „En Ik zal zegenen die u zegenen, en vervloeken die u vloekt; en in u zullen alle geslachten des aardrijks gezegend worden.”” Ik werd zenuwachtig en zei tegen mezelf: „Dit is voor Joden. Wat hebben deze woorden te zeggen? Abraham stierf 5000 jaar geleden al. Ik schreeuwde: „Als U werkelijk God bent, en U hoort me nu, zeg het me dan. Ik begrijp dit niet.”
De predikant hapert even. „Na een poosje voelde ik dat iemand een hand op mijn schouder legde. Ik dacht dat het mijn moeder was. Ik keek naar rechts, naar links, maar er was niemand. Ik vroeg wie daar was. Ik hoorde een stem: „Ik ben Jezus, de levende Zoon van God.” Ik vroeg: „Kunt U mij uitleggen wat deze verzen betekenen?” Toen zei Hij: „Ja.” En Hij vertelde dat die zegen iedereen betrof die in Hem gelooft. „Ik kwam niet alleen voor de nakomelingen van Abraham; ook voor de heidenen. Ik stierf aan het kruis, ook voor jou. Ik heb je al je zonden vergeven. Ben jij bereid de Joden te vergeven?” Ik zei: „Nee.” Toen verliet Hij me.”
Vergeving
Toch besloot Kazoura nog dezelfde dag naar Haifa te gaan. „Ik kwam bij ons vroegere huis, waar nu dus Joden woonden. Ik vroeg: „Heere, vergeef hen. Het enige wat ik nodig heb, is Uw zegen.” Op dat moment voelde ik dat er 150 kilo aan haat, bitterheid, van me afviel.
Aan dezelfde weg, zo’n 500 meter verderop, is nog steeds een kerk, waar Messiasbelijdende en Arabische christenen samenkomen. Ik liep erheen, wilde mijn verhaal vertellen en zien hoe zij zouden reageren: of ze mij zouden liefhebben of wegsturen. Ik klopte op de deur. Ik hoorde dat er iemand aan kwam lopen met een stok. Hij deed de deur open. Het was een Joodse man, ongeveer 75 jaar. „Mijn zoon”, zei hij, „kan ik je helpen?” Het was de tweede keer die dag dat ik die woorden hoorde: „Mijn zoon.” Voor mij was dat zo groot.
Ik vertelde de oude man mijn hele verhaal. Wat gebeurde? Hij ging op zijn knieën voor me zitten en wilde mijn voeten kussen. Ik zei: „Alstublieft, doe dat niet.” Maar hij zei: „Ik vraag om vergeving, in de naam van mijn volk, en voor mijzelf: Vergeef ons.” Voor de eerste keer in mijn leven leerde ik toen te vergeven.”
Vanaf dat moment, zegt Kazoura, „zijn de Joden niet mijn vijanden meer, maar mijn vrienden. Mijn beste vrienden.” Opnieuw een pauze. „Dit was in het kort mijn testament.”
Predikant
„Drie jaar later riep de Heere me opnieuw”, gaat hij dan verder. „Hij riep me ertoe op alles te verlaten. Ik moest predikant worden.”
Aan een seminarie in Zwitserland studeerde Kazoura theologie, vijf jaar lang. Terug in Israël was er voor hem niet meteen een gemeente die hij kon dienen. „Ik ging dus aan het werk zoals iedereen. In die tijd ben ik ook getrouwd. God zegende ons huwelijk met vier kinderen: twee dochters en twee zoons. Eén zoon woont in Duitsland, hij is getrouwd met een Duitse vrouw. Hij is ook predikant.”
Zelf werd Kazoura voorganger van een evangelicale gemeente („geen kerkverband; ik geloof niet meer in namen van kerkverbanden, er is maar één Lichaam van Christus”) in Rama, in Galilea.
Rama – waar ooit Samuël woonde?
„Nee. Het Rama van Samuël ligt tussen Bethlehem en Jeruzalem. Ze noemen het nu Ramath-Rachel. Het Rama waar wij wonen, ligt helemaal in het noorden van Israël. Al komt ook dat in de Bijbel voor.”
Vele jaren lang zijn ds. Kazoura en zijn vrouw inmiddels betrokken bij het ”Huis van liefde en vrede”, dat zich richt op verwaarloosde (straat)kinderen in Rama en omliggende dorpen in Galilea. Veel kinderen komen uit moslimgezinnen. „We willen hen omringen met liefde, zorg. Het licht van het Evangelie op hen laten schijnen. We organiseren bijvoorbeeld zomerkampen voor deze kinderen. We hopen zo te laten zien dat er alleen toekomst is, verzoening en vrede, als we vrede in ons hart hebben. Zolang we die vrede niet kennen, is er ook geen verzoening mogelijk – ook niet tussen Joden en Arabieren. Ik weet het: die vrede is een geschenk van Boven, God kan die ons geven, we kunnen die niet forceren. Maar ik geloof dat het onze plicht als gelovigen is om mensen de liefde van Christus te laten zien, en te leren wat het is om elkaar te vergeven. Als ik terugkijk op mijn leven, weet ik: als ik niet vergeven was, was ik ook nooit zo gezegend.”
Als er ergens géén sprake van vrede lijkt, is het in Israël.
„Kijk, vrede zal er nooit zijn, in de hele wereld niet, als we Jezus niet aanvaarden. De Verenigde Naties hebben het over vrede, gerechtigheid; sinds 1977 is er de Nobelprijs voor de vrede, iedereen heeft het over vrede. Maar waarom is dan nu de hele wereld tegen Israël? De Palestijnen schieten op ons, vuren duizenden raketten af, willen onze kinderen doden, en Israël zou zichzelf niet mogen verdedigen? Wat is hier logisch? Wat is gerechtigheid?
Tegelijkertijd is het zo dat waar wij wonen, Joden en Arabieren gewoon in alle rust samenleven. Maar daarover lees of hoor je niet in de media.”
Zelf hebt u alle oorlogen meegemaakt die Israël heeft moeten voeren.
„Ja. Maar hoe erg een oorlog ook is, we zijn onder de beschermende hand van de Heere Jezus. Hij bewaart ons.”
De Messiasbelijdende voorganger David Zadok, onlangs ook in Nederland, merkte in deze krant op dat God Zelf Israëls Beschermer en Schild is.
„Ik ken hem van horen zeggen. Luister. Schrijf het op of niet. Ik geloof in wat Jezus heeft gezegd: Wie het zwaard nemen, zullen door het zwaard vergaan. In 2006 was er de oorlog met Hezbollah. Hezbollah dacht de Israëli’s te doden, beter gezegd: de Joden te doden. Want Israëli’s zijn zowel Arabieren als Joden – ik ben ook een Israëli. Hezbollah wilde de Joden vermoorden. Maar zoals je weet: er is toen niet één Jood omgekomen. Tal van raketten zijn er afgevuurd, op dorpen en steden in het noorden en in het zuiden. Maar ze doodden moslims. Alleen in Haifa is een christelijke vrouw omgekomen nadat er een raket op haar huis was gekomen. Er kwam een raket op Nazareth, maar alleen twee islamitische jongens werden gedood. Waarom? Omdat de god van de islam een god van moord is.”
Ziet u in uw omgeving ook moslims tot bekering komen?
„Jazeker. In Israël wonen er inmiddels meer dan duizend. Dat is tenminste wat ik weet, het gebeurt vaak in het geheim. Moslims die tot Jezus komen, krijgen het vaak erg moeilijk.
Daarnaast zijn er al meer dan 30.000 Joden die in Jezus Christus geloven, Messiasbelijdende Joden dus. Opnieuw: voor zover ik weet.”
Vaker wordt hun aantal op zo’n 10.000 geschat.
„Nee, nee. Meer. Zelfs meer dan 30.000.”
Ds. Kazoura staat op van zijn stoel – het uur is om, zijn dochter staat te wachten. „Ik moet nu echt gaan. God bless you.”
George Kazoura
De 69-jarige George Kazoura uit Israël was onlangs, op uitnodiging van Christenen voor Israël (CvI), een paar dagen in Nederland. Hij sprak op verschillende plaatsen en vertelde daarbij over zijn project ”House of Love and Peace”, dat het „licht van het Evangelie” wil verspreiden onder met name islamitische (wees)kinderen in en rond Rama, in Galilea. Daarnaast wilde Kazoura laten weten „dat ik als Arabisch christen in Israël woon. En daar bijzonder trots op ben. Omdat Israël het enige land in het hele Midden-Oosten is dat iedereen de vrijheid geeft zelf invulling te geven aan zijn geloofsovertuiging. In geen enkel ander land is dat het geval.”
Zie ook:
Bouwen aan een huis van liefde – interview met George Kazoura (Reformatorisch Dagblad, 29-09-2007)
Tussen hamer en aambeeld : Arabisch-Israëlische predikant Kazoura ervaart grote godsdienstvrijheid – interview (Reformatorisch Dagblad, 25-11-1999)