Commentaar: Dalai lama
De dalai lama is weer onder ons. Net als vijf jaar geleden spreekt hij ook vandaag weer met een aantal Kamerleden. Bovendien lagen gisteren in een groots opgezette bijeenkomst duizenden Nederlanders, niet alleen uitgesproken boeddhisten, bewonderend aan zijn voeten.
Dat Nederlandse politici met hem spreken, valt nog enigszins te begrijpen en te billijken. Wie hem ziet als de belangrijkste politieke leider van het door China geannexeerde Tibet, wil zich door deze al jarenlang in ballingschap verkerende bekendheid wellicht laten bijpraten over actuele ontwikkelingen in het Verre Oosten. Maar dat daarnaast duizenden andere landgenoten zich verdringen rond deze spirituele leidsman, zodat gisteren de Ahoyhallen royaal uitverkocht waren, geeft een ongemakkelijk gevoel.
Want van hoeveel van deze bewonderaars zou het voorgeslacht zich op zondag naar de kérk hebben begeven, om dáár de boodschap van echte bevrijding te horen? Hun nageslacht echter laaft zich, juist op de dag waarop in Nederland nog altijd talloze Godshuizen hun deuren open hebben staan, aan de zweverigheden en gemeenplaatsen van het orakel uit Tibet.
Dat is, goed beschouwd, treurig. Niet dat de wereld geen behoefte zou hebben aan boodschappers van vrede. Dat is wel degelijk het geval. Maar het valt te vrezen dat we voor werkelijke voortgang op dit terrein bij deze boeddhistische leidsman aan het verkeerde adres zijn. Om te beginnen omdat de dalai lama in een eeuwenlange traditie staat van een soort van boeddhistische theocratie, die gekenmerkt werd door onverdraagzaamheid en die aan minderheden nauwelijks rechten of vrijheden gunde.
Dat de huidige dalai lama daarmee niet zomaar een-op-een verbonden mag worden, mag duidelijk zijn. Anderzijds is zijn beminnelijke en vriendelijke uitstraling absoluut geen garantie voor zijn werkelijk democratische gezindheid.
In de tweede plaats omdat bij de dalai lama het streven naar wereldvrede verknoopt is met een uit de menselijke geest voortgekomen heilsleer die de pretentie voert niet alleen uiterlijke maar ook innerlijke vrede te kunnen bewerkstelligen. Lijden bijvoorbeeld komt volgens deze Tibetaanse grootheid „voort uit onwetendheid.” Zouden wij mensen beter beseffen dat er geen „onafhankelijk zelf” bestaat, dan zouden wij ophouden vanuit deze illusie zo fanatiek ons eigenbelang na te jagen en onze vijanden te haten, meent de dalai lama.
Nogmaals, hoe treurig dat duizenden Nederlanders aan dit soort heilloze gedachtegangen, die de lijdende mensheid uiteindelijk op zichzelf terugwerpen, geloof hechten. En hoe jammer is het dat onze door het christendom gestempelde cultuur weer zo sterk terugvalt in het ooit overwonnen pantheïsme.
Lijden kómt niet voort, althans niet hoofdzakelijk, uit onwetendheid, maar is een gevolg van onze diep verdorven aard. Lijden ís niet onnodig, maar een keiharde, niet te vermijden realiteit, waarvan we alleen verlost kunnen worden door het geloof in de lijdende Knecht van God, door de profeet Jesaja de ”Man van smarten” genoemd. Alleen die boodschap leidt tot de allerdiepste vrede.