Commentaar: Zie de waarde van ouderen in
Discriminatie is onderscheid maken waar geen onderscheid is. Of beter: waar geen onderscheid mag zijn. Artikel 1 van de Grondwet verbiedt discriminatie. Het artikel geeft aan dat gelijke gevallen gelijk behandeld dienen te worden en dat discriminatie op grond van godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook niet is toegestaan. Het gelijkheidsbeginsel en het verbod op discriminatie behoren tot de meest fundamentele beginselen van onze rechtsorde.

Niemand zal daarom van zichzelf hardop zeggen dat hij discrimineert. Iedereen in ons land weet ook dat de rechter het hoog opneemt als daarvan sprake is. Wie ongeoorloofd onderscheid maakt, loopt kans een forse boete te moeten betalen.
Maar zoals bij veel dingen het geval is, is er ook hier soms een groot verschil tussen leer en leven. In de praktijk wordt er –al dan niet verhuld– vaker gediscrimineerd dan de cijfers aangeven. Althans, als men de beleving van mensen in rekening brengt. Alleen dat valt vaak moeilijk te bewijzen.
Uit een deze week gepubliceerd onderzoek blijkt dat vooral ouderen het gevoel hebben vaak te worden gediscrimineerd vanwege hun leeftijd. Vaak kunnen zij dat niet hardmaken, want welk bedrijf zal hardop zeggen: „We hebben geen plek voor u, want u bent te oud”? Dat haalt toch geen ondernemer in zijn hoofd?
Neemt niet weg dat het gevoel van ouderen wel aansluit bij het objectieve gegeven dat ouderen die werk zoeken, nauwelijks meer aan de slag kunnen. Wie de vijftig is gepasseerd, kan het wel vergeten een nieuwe baan te vinden. Een belangrijke oorzaak is dat oudere werknemers voor bedrijven te duur zijn. Bovendien is het algemeen gevoelen dat ouderen mentaal minder lenig zijn. Daarnaast lijkt hun leeftijd een belemmering te zijn om flexibel in te kunnen spelen op allerlei veranderingen bij bedrijven of instellingen.
Maar ouderen dreigen niet alleen aan de kant te komen staan als het gaat om betaald werk. Ook op andere terreinen staan zij op achterstand en zijn ze vaak tweede of derde keus. Dat is merkwaardig. Veel beleidsmakers stellen dat ouderen steeds belangrijker worden voor de samenleving omdat de leeftijdopbouw verandert – minder jongeren en meer ouderen. Desondanks is de mentaliteit nog steeds dat jongeren de belofte zijn voor de toekomst en de ouderen een groeiend probleem. Dat geldt niet alleen de groep als geheel, maar ook de individuele oudere. Immers, de ouderdom komt met gebreken.
In kringen van politiek en beleid wordt veel gesproken over het probleem van de vergrijzing. Dat is een complexe zaak. Maar een belangrijke bijdrage tot een oplossing zou zijn dat mensen meer de waarde van ouderen gaan inzien. Met hun ervaring en levenswijsheid kunnen ze van grote betekenis zijn.
Zou het zonder reden zijn dat in de tijd van het Nieuwe Testament een man pas op zijn dertigste levensjaar in het openbaar mocht spreken, onderwijzen en leidinggeven? Met een gemiddelde leeftijd van 45 à 50 jaar naderde men toen –voor die tijd– al de ouderdom. Toch kon men pas na zijn dertigste een vooraanstaande rol krijgen.