Opinie

Vanzelfsprekendheid van bijzonder onderwijs is voorbij

De bekostiging van het leerlingenvervoer staat op de tocht. Een aantal gemeenten wil niet langer opdraaien voor de kosten van het vervoer van kinderen naar scholen verder weg. Als ouders vanwege hun levensovertuiging kiezen voor een school die buiten de gemeentegrens staat, moeten ze dat zelf betalen. Daarmee kan de onderwijsvrijheid in het gedrang komen. Een verontrustende ontwikkeling met een positief kantje.

W. B. Kranendonk

9 December 2013 08:26Gewijzigd op 15 November 2020 07:33

Laat één ding helder zijn: de pogingen van christenpolitici om het blijvend recht op eigen scholen en de bekostiging daarvan te verdedigen, verdienen alle steun en veel gebed. Het zou werkelijk een ramp voor ons land zijn als de onderwijsvrijheid wordt aangetast. Daarover geen misverstand.

Evenmin moeten we uit het oog verliezen dat de huidige discussie over de onderwijsvrijheid onderdeel is van de doorgaande secularisering. Daarbij gaat het er niet allereerst om dat kerken getalsmatig teruglopen. Dat is de buitenkant. Maar die cijfermatige terugloop zette al rond 1970 in. Zo nieuw is dat niet.

Ingrijpender is dat er inmiddels een generatie beleidsmakers is gekomen die van kinds af aan niets met de kerk hebben gehad. Dat onderscheidt hen van hun ouders, die in hun jeugd vaak nog wel een kerk vanbinnen zagen maar er later mee hebben gebroken. In het denken van de moderne onkerkelijken zijn de kerk en het geloof helemaal uitgevaagd.

Deze moderne areligieuzen kunnen nauwelijks begrijpen dat godsdienst voor mensen iets is wat intrinsiek met hen verbonden is en daarom consequenties heeft voor hun hele leven. Geloof is in de ogen van veel onkerkelijken slechts een hobby, een liefhebberij van een merkwaardig soort. En voor hobby’s moet je iets overhebben. Dus als ouders hun kind naar een bijzondere school willen sturen, is het niet meer dan redelijk dat ze daar zelf voor betalen.

Het is bijna onbegonnen werk om als christelijke minderheid uit te leggen waarom ouders hun kind naar een school sturen die aansluit bij hun eigen levensbeschouwing – ook als die op grote afstand staat. Voor areligieuzen is dat nauwelijks te bevatten. Waarom kun je je kind niet naar een dorpsschool sturen en „dat godsdienstige extraatje” zelf thuis bijbrengen?

Daar komt nog bij dat het christelijk onderwijs zelf hopeloos verdeeld is. Als gevolg van de verwatering van de identiteit van veel christelijke scholen zijn in het verleden reformatorische of gereformeerd vrijgemaakte scholen ontstaan. „Hoezo, nog weer zo’n meer bijzondere school naast de bestaande?” vragen seculieren zich af. „Waarom die versnippering?”

Wie als kerkmens even buiten zichzelf probeert te treden om zich in te denken hoe een seculier mens redeneert, moet toegeven dat die vraag niet zo vreemd is. Het is een aanklacht tegen het bijzonder onderwijs dat er zo veel verdeeldheid is. Dat niet-godsdienstigen daar moeilijk mee weten om te gaan, is niet echt verwonderlijk. Het zou het protestants-christelijk, vrijgemaakt en reformatorisch onderwijs passen om hierover schuld te erkennen. Zij hebben iets aan de seculiere wereld uit te leggen, wat eigenlijk niet valt uit te leggen.

Sinds de onderwijspacificatie van 1917 is de vrijheid van onderwijs in de Grondwet vastgelegd. Daarbij staat in lid 7 van het beroemde artikel 23 dat het bijzonder onderwijs „naar dezelfde maatstaf als het openbaar onderwijs uit de openbare kas wordt bekostigd.”

Uitvloeisel daarvan is dat het leerlingenvervoer naar scholen van een bepaalde signatuur ook wordt bekostigd. Dat was jarenlang geen probleem. Maar doordat de bekostiging van het vervoer door het Rijk aan de gemeenten is overgedragen, ontstaat er nu discussie. Er zijn gemeenten die deze bijdrage niet langer willen geven.

Spannende vraag is of het knabbelen aan de onderwijsvrijheid hierbij blijft. Niet zonder reden zijn er mensen die dit betwijfelen. In ieder geval is duidelijk dat hetgeen vele decennia lang een onaantastbaar recht leek te zijn, nu ter discussie staat. De vanzelfsprekendheid van de overheidsbekostiging van eigen scholen is voorbij. En wat dan? Zolang dat pleit nog niet is beslecht, is het van het grootste belang de strijd voor behoud van de onderwijsvrijheid te voeren.

Tegelijk is het zinvol dat ouders, schoolbestuurders en docenten zich beraden op een nieuwe situatie. Want het behoort tot de reële mogelijkheden dat binnen tien, vijftien jaar (of eerder?) de financiering van het bijzonder onderwijs door de overheid echt op de helling gaat. Op z’n minst ligt het in de lijn der verwachting dat er in de toekomst aan bijzondere scholen eisen worden gesteld waar orthodox-christelijke instellingen onmogelijk akkoord mee kunnen gaan. Te denken valt aan het benoemings- en toelatingsbeleid.

Reeds in 2004 zei ds. P. Mulder, de huidige voorzitter van de Vereniging Gereformeerd Schoolonderwijs, in een toespraak op hogeschool De Driestar zwaar weer te verwachten. „Mogelijk zelfs een nieuwe schoolstrijd, maar dan in omgekeerde richting. Dan zal blijken hoe sterk onze levensbeschouwelijke overtuiging echt is, en hoe groot onze spankracht, en mogelijk ook onze offervaardigheid voor een ideëel doel.”

Dat laatste is een wezenlijke vraag. Er is eigen onderwijs. Christelijk Nederland zegt er dankbaar voor te zijn. Dat laatste is mooi, maar het is de vraag of er sprake is van werkelijke dankbaarheid. Blijkt uit de afnemende betrokkenheid bij het onderwijs niet dat die dankbaarheid steeds meer een formeel maar weinig beleefd karakter krijgt? Is het gestaag dalend aantal ouders dat ouderavonden bezoekt niet een veeg teken? Is er niet een groeiend aantal ouders dat bezorgder is over de kwaliteit van het onderwijs en het pedagogisch klimaat dan over de identiteit van de school?

Wie zich wil voorbereiden op de nieuwe situatie zal ermee moeten rekenen dat er in de toekomst offers gebracht moeten worden voor het eigen onderwijs. Dat kan een forse aanslag op het gezinsinkomen zijn. Dan gaat er veel luxe van het leven af. Wat dat concreet betekent, weten ouders in Canada en de Verenigde Staten die hun kinderen naar eigen scholen sturen. Wanneer zij meerdere kinderen op school hebben, moeten zij soms 10.000 euro per jaar opbrengen. Dat is fors.

Toch is er ook een keerzijde. De betrokkenheid op de eigen school is aan de overzijde van de oceaan duidelijk groter. De keus voor een eigen school wordt soms veel meer uit overtuiging gemaakt dan door ouders in ons land. Voor veel ouders in Nederland is het vanzelfsprekend dat een kind naar een bijzondere school gaat. Maar het kost hun niets.

In de jaren tachtig van de vorige eeuw waarschuwde de toenmalige voorzitter van de Gereformeerde Onderwijzers en Lerarenvereniging, B. Stolk, dat we niet rijk en verrijkt mochten worden met de eigen scholen. De actuele vraag is of reformatorisch Nederland dat inmiddels niet is. Er is een heel bouwwerk van eigen organisaties ontstaan, dat een breed pakket aan onderwijs- en zorginstellingen biedt. Veruit de meeste voorzieningen worden gefinancierd met overheidsgeld. Maar wat als dat wegvalt? Heeft de gereformeerde gezindte dan voldoende spankracht om dat gat te vullen?

Bij het beantwoorden van die vraag zal het er niet in de eerste plaats om gaan of er voldoende geld is. Dat zou er best nog weleens kunnen zijn. Belangrijker is de vraag of er de bereidheid bestaat om geld te geven voor deze instellingen. Het antwoord daarop is niet zonder meer bevestigend. Helaas, ook het reformatorisch christendom lijkt rijk en verrijkt te zijn geworden; gewend aan luxe waarvan het niet graag afstand doet. Dat is misschien wel de grootste zorg nu het vuur van de beproeving oplaait. Het positieve van het nieuwe denken over onderwijsvrijheid bij seculieren zou weleens kunnen zijn dat daardoor de betrokkenheid van ouders bij het onderwijs geïntensiveerd wordt. Dat zou winst zijn.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer