Commentaar: Goed gemeenteleven is voorwaarde om in de wereld te getuigen
De achterliggende jaren is al veelvuldig gediscussieerd over de waarde en de betekenis van de reformatorische zuil. Geregeld worden allerlei bezwaren opgesomd. En inderdaad, naast het vele goede dat met het bestaan van eigen organisaties is geschonken, zijn er ook minpunten te noemen. Leven binnen eigen kring kan leiden tot onverantwoorde geslotenheid, waarbij men nauwelijks nog een boodschap heeft aan de samenleving. Dat is niet Bijbels.
In die discussie wordt ook vaak gezegd dat christenen een zoutend zout in de samenleving moeten zijn. Ook dat is waar. De Bijbel verplicht daartoe. En ieder weet dat zout zijn werking niet kan doen als het samenklontert. Dat leidt op zijn best tot verzilting en dat geeft een bittere nasmaak.
De oproep om als individuele christenen in de samenleving te tonen wat de Bijbel voor mensen betekent, mag echter niet doorschieten. Het moet niet ontaarden in individualisme, waarbij de eenling denkt het wel zonder anderen te kunnen redden. Dat gevaar is in onze individualistische samenleving niet denkbeeldig.
Er is een tendens onder kerkmensen om zich minder gebonden te achten aan een bepaalde gemeente. Ze shoppen als de prediking van de eigen voorganger minder bevalt. Ze hebben het te druk om zich op enigerlei wijze in te spannen voor het eigen gemeenteleven.
Behalve deze ontwikkeling is er nog een verschijnsel dat bedenkingen oproept. Er zijn gemeenten waar men jarenlang bij elkaar komt zonder dat men op elkaar betrokken is. Mensen leven langs elkaar heen; zijn slechts zondagse voorbijgangers. Dat doet zich zeker voor in grote gemeenten, maar ook in kleine(re) is daar soms sprake van.
In de dissertatie die dr. C. Visser deze week verdedigde, toont hij aan hoe het belangrijk is dat een kerkelijke gemeente als gemeenschap functioneert. Dat betekent dat de leden zeer op elkaar betrokken zijn. Daarbij verwijst Visser naar het verleden. De eerste christengemeente stond in de gunst bij heel het volk, ondanks het feit dat ze gericht was op de eigen gemeenschap en op God. Dat wekte jaloersheid op bij niet-christenen. En dat dit nog steeds zo werkt, toont hij aan aan de hand van kerken in Brazilië.
De boodschap is helder. Christenen moeten een zoutend zout zijn en een lichtend licht. Wie alleen vecht voor eigenbelang en eigen parochie of zuil, verstaat zijn roeping niet. Maar het staan in deze samenleving mag niet gebeuren vanuit een optimistisch activisme waarbij men denkt het in zijn eentje wel voor elkaar te krijgen.
Een christen kan alleen een lichtend licht zijn als hij verbonden is met anderen en vooral met de Heere God. De kerk van alle eeuwen belijdt te geloven in de gemeenschap der heiligen. Dat is fundamenteel; dat is een levensvoorwaarde voor elke christen.
Alleen vanuit die gemeenschap kan er een goed gerucht uitgaan naar de samenleving. Ooit zei de christelijke gereformeerde prof. Versteeg: „Wie de gemeente vergeet, bewijst de wereld geen werkelijke dienst.”