Opinie

Het vlees van de overheid

Tijdens een debat in de Eerste Kamer, een jaar of tien geleden, veronderstelde een van de senatoren dat de minister van Financiën vast nog wel wat geld zou hebben om een bepaalde wens te vervullen. Minister Zalm antwoordde dat dit op een misverstand berust: een minister van Financiën heeft geen geld; hij beheert alleen maar geld van belastingbetalers en geeft dat voor het overgrote deel weer uit aan de samenleving.

ir. Cees van Bruchem
28 June 2013 20:00Gewijzigd op 15 November 2020 04:28

Dat antwoord van Zalm komt mij vaak voor de geest, als ik in allerlei reacties op bezuinigingsplannen de gedachte proef dat de overheid weliswaar financieel orde op zaken moet stellen, maar dat burgers, belastingbetalers en bedrijven daar eigenlijk geen last van mogen hebben. Een voorman van een werkgeversorganisatie stelde onlangs dat de overheid moest ophouden met het verzwaren van lasten, maar eerst in eigen vlees moest gaan snijden.

De overheid heeft zelf echter niet zo veel vlees. Weliswaar gaat ongeveer 50 procent van ons gezamenlijk inkomen naar de collectieve sector, maar slechts 10 tot 15 procent is echt bestemd voor de overheid als zodanig, vooral de diverse bestuurslagen, veiligheid (waaronder ”blauw op straat”!) en defensie. De rest gaat naar zaken zoals onderwijs, zorg, sociale zekerheid, bedrijven en ontwikkelingshulp.

Dat betekent dat de hoofdmoot van bezuinigingen –linksom of rechtsom– altijd bij burgers of bedrijven terechtkomt in de vorm van lagere uitkeringen, hogere belastingen, meer eigen bijdragen, minder subsidies of slechtere voorzieningen. Alleen bezuinigingen op natuur, milieu, ontwikkelingshulp en dergelijke treffen de Nederlandse burgers niet, althans niet op korte termijn. In enquêtes worden zulke posten dan ook vaak als mogelijke bezuiniging genoemd.

Volgens diezelfde enquêtes vindt een groot deel van de burgers een goede zorg erg belangrijk; daar mag eigenlijk niet op worden bezuinigd. Bij zulke uitkomsten moet ik denken aan de heftige protesten vanuit het rijkere deel van de natie tegen het voornemen in het regeerakkoord van vorig jaar om de zorgbijdrage voor hogere inkomens (extra) te verhogen. Ik denk dan ook aan recente berichten dat ouderen hun vermogen proberen ”weg te sluizen”, om te voorkomen dat ze te zijner tijd fors moeten bijdragen aan de zorg die ze nodig hebben. We vinden zorg erg belangrijk, maar het betalen laten we kennelijk graag aan anderen over; de auto en de vakantie zijn blijkbaar nog net iets belangrijker.

De neiging om wel te willen profiteren van de overheid en van collectieve voorzieningen, maar daarvoor niet te willen betalen, is vrij algemeen. Een ‘fraai’ voorbeeld van dit calculerend gedrag vormen de verzoeken die worden ingediend in het kader van de Wet openbaarheid bestuur, niet om informatie te krijgen, maar om de boete te incasseren die een gemeente moet betalen als ze te laat aan het verzoek voldoet.

Ik denk ook aan ondernemingen en aan welgestelde particulieren, soms uit de beste families, die met allerlei constructies, al dan niet via belastingparadijzen, proberen hun belastingafdracht te minimaliseren. Maar ik hoor van het bedrijfsleven zelden of nooit dat subsidies of andere vormen van overheidssteun verminderd moeten worden, integendeel.

De genoemde constructies zijn formeel juridisch meestal wel correct, maar zijn ze ook moreel verantwoord? Is het verantwoord om de grenzen of zelfs de mazen van de wet op te zoeken, teneinde zo veel mogelijk te profiteren van voorzieningen, of om de eigen bijdrage daaraan met allerlei kunstgrepen zo veel mogelijk te beperken?

Ongetwijfeld zitten er onbillijkheden in het belastingstelsel en in de bekostiging van de zorg, maar daarmee is een mentaliteit van ”zo veel mogelijk profiteren en zo weinig mogelijk betalen” nog niet gerechtvaardigd. Al was het maar omdat uiteindelijk de zwakkeren de dupe worden, want voor hen valt er niet veel te ontwijken. Indachtig de genoemde uitspraak van Zalm: zouden ”profiteurs” en ”ontwijkers” zich realiseren dat ze niet de overheid (in dit verband vaak aangeduid als ”de staat”) maar –om maar wat te noemen– hun buurman, hun tante of hun collega’s benadelen? En zou het achtste gebod hier niets te zeggen hebben?

De auteur is landbouweconoom en voormalig lid van de Eerste Kamer. Reageren? nietbijbroodalleen@rd.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer