Ahmed Aboutaleb: berberjongen wordt burgemeester
Hij bezweert allochtone kinderen dat ze op tijd naar bed moeten, maar zal hun nooit vertellen dat ze geen seks voor het huwelijk mogen hebben. Burgemeester Ahmed Aboutaleb weet wat hij wil met Rotterdam. Zijn religie speelt daarbij geen rol. „Als ik de Koran lees, zit ik vol vragen.”
Een man van middelbare leeftijd die in het donker door Rotterdamse probleemwijken loopt? Van Noord-Afrikaanse afkomst en met een pet op het hoofd? Even goed kijken, want het zou best de burgemeester kunnen zijn.
Ahmed Aboutaleb (51) gaat er geregeld opuit om incognito zijn stad nog beter te leren kennen. „Dan ga ik op zaterdagmiddag de multiculturele West-Kruiskade op. Ik zet een pet op en ga lopen. Aan het eind van de straat zit een visboer, daar eet ik een visje. Via een andere route ga ik weer terug en stap ik op de tram met mijn OV-chipkaart.”
Het tekent de burgervader. Dicht bij de Rotterdammers wil hij zijn. Dus geeft hij aan wie het maar hebben wil zijn e-mailadres. Om vervolgens al die mailtjes zelf te lezen, en zo nodig hoogstpersoonlijk de afzender te bellen. Berichten voor zijn wethouders stuurt hij door – maar reken erop dat hij een vinger aan de pols houdt.
Werkweken van tachtig uur haalt hij zodoende wel, zegt hij aan de lange tafel in zijn werkkamer in het Rotterdamse stadhuis.
Waar haalt u die enorme gedrevenheid vandaan?
„Als je besluit om burgemeester te worden, is dat iets wat je thuis zeer uitvoerig overlegt. Het is een ambt van 24 uur per dag.”
Maar hoe…
Onderbreekt: „Uw vraag was waar ik die drive vandaan haal. Die is erin gelegen dat ik werkelijk verschil wil maken voor de mensen. Bij iedere beslissing die ik neem. Vanmorgen hebben we er misschien al een stuk of zes, zeven genomen. Op die momenten maak ik dat verschil. Elke dag weer.”
Heeft die drang er altijd al ingezeten?
„Nee. Jarenlang heb ik gedacht: ik laat het aan anderen over. Dat veranderde pas toen voormalig burgemeester Patijn van Amsterdam me in 2004 overhaalde om wethouder te worden. Ik zal zijn woorden nooit vergeten: Ahmed, je moet het doen, de stad heeft je nodig. Dat bleek later dat jaar inderdaad het geval, na de moord op Van Gogh. Alsof hij voorspellende gaven had.”
U groeide op in het Marokkaanse Rifgebergte. Waar droomde u van als jongen?
„Toekomstplannen waren niet aan de orde. Mijn dagelijkse bezigheden bestonden uit naar school gaan, het uitrijden van mest en het poten van aardappelen.
En natuurlijk moest ik water halen. Drinkwater was een van de grootste problemen in het dorp. Er moesten grote afstanden voor worden afgelegd, vaak door kinderen met muilezels over heel smalle weggetjes zoals je nu nog ziet in Afghanistan.”
Dat was uw taak, met de ezel water halen?
„Jazeker, zo ongeveer elke dag. Dat was een jongenstaak, en ik was toen nog de enige jongen in het gezin. Ik zie het nog voor me: twee kruiken, één rechts en één links van die ezel. Dertig liter water ging er in zo’n kruik. Bij de bron werd je geholpen om ze weer op je ezel te krijgen, want voor een kind zijn die kruiken natuurlijk te zwaar. Later kregen we de beschikking over plastic jerrycans, die deden we er dan bij.”
Denkt u nog vaak aan die tijd terug?
„Ja, maar niet per se met een warm gevoel. Het was een armoedig bestaan. Écht armoedig, in die zin dat we soms met een lege maag naar bed gingen. Ik heb daar ook eindeloos zonder schoenen gelopen omdat de oude kapot waren.”
U bent als burgemeester behoorlijk streng voor mensen die net als u van elders komen. Waarom?
„Veel nieuwe Nederlanders hebben niet het kompas meegekregen dat hoort bij de culturele waarden en normen van dit land. Nederland stoelt op een aantal uitgangspunten die gekend moeten worden, inclusief de bijbehorende gevoeligheden.
Deze stad heeft bijvoorbeeld het bombardement meegemaakt. Als je dan als nieuwe Nederlander op 4 mei om 8 uur ’s avonds met je BMW van een van de duurste series toeterend over de Coolsingel scheurt terwijl iedereen een minuut stilte in acht neemt, dan heb je weinig begrepen van deze samenleving. Sterker nog: je bent bezig deze samenleving te bruuskeren.”
Zijn stem klinkt vol ingehouden woede. „Dat kompas, met respect voor de mensen die tot in de tweede, derde generatie de pijn voelen van het bombardement, dat hoor je te hebben. Maar ik mis het bij veel nieuwe Nederlanders.”
Dat kan van u niet gezegd worden. U heeft zich laten kennen als iemand met duidelijke normen en waarden.
„Ja, maar dat betekent niet dat ik overal maar wat van vind. De overheid wordt van huis uit geacht weg te blijven van een drietal onderwerpen. Wij gaan ten eerste niet over de inhoud van religie. De gemeente heeft ook geen rol in de definitie van de inhoud van cultuur. En de overheid moet ten derde niet moraliserend doen.
Laat ik inzoomen op een van die onderwerpen, de moraal. Ik vind dat ik als burgemeester tegen nieuwe Nederlanders mag zeggen wat hier algemeen geaccepteerd is. Een van de punten waar ik behoorlijk werk van heb gemaakt, is bijvoorbeeld dat veel kinderen van allochtone ouders te laat naar bed gaan.”
U stuurde hen zelfs weg bij een buurtbijeenkomst toen het zeven uur was.
„Ja. We krijgen uit het onderwijs heel wat klachten van knikkebollende kinderen in de klas die te weinig geslapen hebben.”
Maar dan bent u wel degelijk moraliserend bezig.
„Ik probeer in mijn rol als burgervader de mensen te coachen. Dat betaalt zich uiteindelijk ook voor de mensen zelf uit in uitgeslapen kinderen. Iedereen zegt daarvan: Goed dat het gebeurt. Maar dat is iets anders dan wanneer ik tegen de mensen zeg: Gij zult geen seks voor het huwelijk hebben. Dan is dit huis te klein. Dat is het type moraal dat een burgemeester niet past omdat het te maken heeft met religie. Maar wijzen op het belang van voldoende slaap is iets anders; dat past een burgemeester wel.”
Welke rol speelt uw godsdienst, de islam, in dat soort pleidooien voor moraal?
„Ik vind het eerlijk gezegd een beetje vreemd dat ik door journalisten zo vaak op mijn religieuze identiteit word aangesproken. We moeten het zo langzamerhand maar eens nemen zoals het is: dat mensen met een moslimidentiteit toetreden tot het machtscentrum in Nederland.”
Maar daar mag iemand toch op bevraagd worden?
„Dat mag wel, maar ik vind het jammer dat het nog steeds gebeurt. De islam hoort bij mijn identiteit. Punt.”
U neemt uw geloof serieus. Als u geen tijd hebt gehad voor de vijf dagelijkse gebeden, haalt u ze thuis allemaal in.
„Ja. Dat duurt niet zo lang overigens, ongeveer twintig minuten bij elkaar.”
Hoe doet u dat met halal eten, als u als burgemeester ergens dineert?
„Dat lukt altijd. Ik ben hierover nog nooit in verlegenheid gebracht, zelfs in het buitenland niet. Ik zat een keer bij de president van Zuid-Korea aan een diner. Ik vond het raar dat ik een naambordje had met een groen stipje. De ober fluisterde mij in: „Burgemeester Aboutaleb, u krijgt vlees, maar dat is halal.” Dat was de betekenis van het stipje.”
En de ramadan? Is een maand vasten fysiek vol te houden met uw drukke baan?
„Zeker weten.” Hij draait aan een denkbeeldig knopje op zijn hoofd. „De ramadan is een schakelaar. Die zet je om en dan gaat het, zo ervaar ik. Ik sport zelfs tijdens de ramadan.”
Ziet u voor uzelf de islam als de enige weg naar het heil?
„Ik wil daar niet over praten.”
Waarom niet?
„De islam is mijn religieuze overtuiging, en ik heb recht op mijn eigen waarheid zoals alle anderen een eigen waarheid hebben. Maar dat staat los van mijn functioneren als burgemeester.”
Maar het staat niet los van u als persoon.
„Als persoon is het mijn eigen waarheid. Zo wens ik als mens spiritueel in het leven te staan. Maar termen als „enige weg naar het heil” komen in mijn vocabulaire helemaal niet voor.”
Vindt u dat te exclusief?
„Ja. Ik vind dat je als mens best mag twijfelen. Ik denk niet als iemand die alle antwoorden in zijn geloof vindt. Ik heb die antwoorden ook niet. Ik heb zo veel twijfel, zo veel vragen. Ik ben niet iemand die zegt: Ik weet het absoluut. Ik schrik altijd als mensen het zo zeker menen te weten.”
Voelt u wat dat betreft afstand tot orthodoxe christenen?
„Ja, maar ook binnen de islam schrik ik van mensen die het precies weten. Als ik de Koran lees, heb ik vervolgens duizend en één vragen.”
Kortgeleden ging u in het Hoornbeeck College in discussie met onder anderen SGP-Kamerlid Bisschop. U begreep niets van zijn stelligheid.
„Ik vond het fascinerend om te zien hoe de heer Bisschop die avond in het nauw kwam doordat hij zijn eigen geloof ging verheffen tot beleidsinstrument. Enerzijds wil hij de Grondwet omarmen, dat kan ook niet anders voor een staatkundig gereformeerde partij. Maar tegelijk heeft hij een politiek programma waarin staat dat de bouw van moskeeën ontmoedigd moet worden. Dat kan niet.
Ik gun het iedereen om met de Bijbel in de hand politiek te bedrijven, maar ik zou dat niet willen en ik zou dat niet kunnen. Wat ik geloof, kan ik niet gebruiken als een soort regel om een stad met 174 nationaliteiten en bijbehorende religieuze overtuigingen te besturen.”
Kunt u zich voorstellen dat u als burgemeester ooit iets weigert omdat het niet strookt met uw religieuze achtergrond?
„Nee, dat kan ik me niet voorstellen. Ik ga bijvoorbeeld met veel plezier naar Noorwegen om daar een kerstboom te halen voor Rotterdam. Echt, met veel plezier. En dan zijn er mensen die zeggen: Die kerstboom is zo heidens als het maar kan. Maar”, hij heft zijn handen op, „maar heel veel Rotterdammers beleven daar plezier aan! Rotterdam en Nederland zullen nooit last hebben van mijn persoonlijke religieuze overtuiging. Dat is iets voor mezelf, met alle twijfels en vragen die erbij horen.”
Wat doet u met die vragen?
„Ze een plek geven. Door in het bos te wandelen, door over de dingen na te denken.”
Komt er wel eens een antwoord?
„Soms, maar heel vaak niet. Daar leer ik mee te leven. Ik begrijp niet dat veel mensen zeggen: Dit zijn de antwoorden, zo zit het precies.”
Geëmotioneerd: „Zo van: die homo deugt niet, die moet je van vijfhoog met het gezicht naar de straat naar beneden kieperen.”
Hij is even stil, voor het eerst in het gesprek. „Misschien werkt die homo wel zes maanden gratis en voor niets als arts in Afrika. Misschien ook niet, het maakt niet uit. Het punt is: Wat maakt dat jij beter bent dan die homo? Hoe weet je dat nu zo precies? Ik heb daar geen antwoorden op. Ik ben niet van gisteren; ik kan lezen en duiden, maar ik weet het niet. Ik wil het ook niet weten. Wat ik probeer, is een goed mens te zijn tussen mensen met andere opvattingen en voorkeuren – met mijn eigen gebrekkige religieuze bagage.”
Levensloop Ahmed Aboutaleb
Ahmed Aboutaleb (29 augustus 1961) groeide op in Beni Sidel, een dorpje in het Rifgebergte van Marokko. Op zijn vijftiende kwam hij naar Nederland. Hier doorliep hij lts, mts en hts. Daarna werkte hij als journalist, voorlichter en als directeur van instituut Forum voor multiculturele vraagstukken. In 2004 werd hij wethouder in Amsterdam en drie jaar later staatssecretaris. Sinds 2009 is hij burgemeester van Rotterdam. Zijn aantreden veroorzaakte ophef, omdat hij de eerste islamitische burgemeester van een grote stad in Europa is. Hij is getrouwd met Khaddouj Erahoutan en heeft vier kinderen, van wie er één nog thuis woont.