Elke twee jaar doet het reformatorische mbo-college –5400 studenten verdeeld over vestigingen in Amersfoort, Apeldoorn, Goes, Kampen en Rotterdam– onderzoek onder afgestudeerden. „We vragen of ze een baan hebben, in welke sector ze werken, en hoe ze de opleiding ervaren hebben. Daaruit blijkt steeds dat slechts 2 tot 3 procent van onze afgestudeerden na twee jaar nog ledig op de markt staat. Ik krijg geen signalen dat dit percentage op korte termijn zal veranderen.”

Dat er minder werk is voor mbo’ers, zoals een vandaag gepresenteerd CPB-onderzoek laat zien, herkent Blonk niet. „Ik zie wel een verschuiving bij bepaalde bedrijven en instellingen dat ze tegenwoordig mbo’ers op niveau 4 vragen, terwijl eerder niveau 3 voldoende was. Dat geldt onder andere bij verpleegkunde, omdat het werk ingewikkelder is geworden.”

Dat computers een deel van het werk van mbo’ers overnemen, herkent Blonk ten dele. „In de wijkzorg is het softwareprogramma domotica populair. Dat kijkt gericht bij mensen in huis welke zorg ze nodig hebben. Met als doel de medewerkers efficiënter in te zetten. Dat kan op termijn leiden tot minder personeel.”

Dat het Hoornbeeck, met opleidingen in de sectoren techniek en ict, economie en handel, gezondheidszorg en welzijn, beter scoort dan gemiddeld in mbo-land verbaast Blonk niet. „Onze studenten zijn plichtsgetrouw en daardoor gewild. Als school hebben we een nauwe band met onze stagebedrijven en -instellingen. Die koesteren we door ze te betrekken bij het opleidingsprogramma en de examens. Ook hebben we goed contact met onze leveranciers: de reformatorische middelbare scholen. We weten waar onze studenten vandaan komen.”