Ic-opname vereist nazorg
Ziekenhuizen bieden steeds vaker nazorg aan patiënten die op de intensive care (ic) hebben gelegen. Maar ook oog voor de naaste familieleden is daarbij belangrijk. „Zij hebben een minstens zo heftige periode meegemaakt.”
De technisch hoogstaande behandeling op een intensive care, zoals beademing, kan het leven redden van mensen die anders aan de gevolgen van een infectie, een operatie of een ongeval zouden overlijden.
Zo’n intensieve behandeling heeft echter ook een keerzijde. Een aantal jaren geleden bleek bijvoorbeeld uit onderzoek van de afdeling revalidatie van het AMC in Amsterdam dat de gevolgen van een ic-opname vaak veel ernstiger en langduriger zijn dan artsen medisch gezien zouden verwachten. Meer dan de helft van de patiënten heeft een jaar na ontslag van de ic nog lichamelijke en psychische klachten, zodanig dat ze hun werkzaamheden nog niet (volledig) hebben kunnen hervatten.
Deze bevindingen waren een reden voor de intensivisten van het Ziekenhuis Gelderse Vallei (ZGV) in Ede om in 2007 een poli nazorg ic te starten. Patiënten die 48 uur of langer op de intensive of medium care hebben gelegen, krijgen een aantal maanden na de opname een uitnodiging voor dit evaluatiegesprek.
De specifieke zorg van een ic-nazorgpoli kan een huisarts, een chirurg of een internist niet bieden, stelt Marijke van der Steen, intensivist in het Edese ziekenhuis. „Die hebben er vaak geen idee van wat een patiënt op de ic heeft doorgemaakt en waar hij of zij maanden later nog last van kan hebben.” Vandaag de dag bieden zo’n twintig tot dertig Nederlandse ziekenhuizen nazorg aan ic-patiënten, weet de intensivist.
De speciale poli geeft patiënten en hun partner, naaste familie of mantelzorger de gelegenheid om na te praten over de ic-periode. Zeker als de zieke een deel van het verblijf op de intensive care buiten bewustzijn of in de war is geweest, komen veel vragen pas na verloop van tijd boven.
Voorafgaand aan het poligesprek krijgt de herstellende patiënt een vragenlijst toegestuurd met het verzoek die in te vullen. Aan de hand daarvan, en op basis van testjes die tijdens het ziekenhuisbezoek worden afgenomen, kunnen de ic-verpleegkundige en de fysiotherapeut vervolgens een inschatting maken van de lichamelijke en psychische problemen waar iemand tegenaan loopt. Van der Steen of haar collega dr. Dave Tjan schuift zelf graag aan het einde van het evaluatiegesprek nog even aan. „Als arts heb je net iets meer overzicht dan een verpleegkundige en leg je eerder verbanden tussen klachten en symptomen.”
Stressstoornis
Na de periode van ernstige ziekte kan iemand bijvoorbeeld nog moeite hebben met lopen of met opstaan uit een stoel door spierzwakte. Of het evenwicht is verstoord. Ook eten en op gewicht blijven kan een probleem zijn wanneer de smaak is veranderd en iemand minder trek heeft.
Op psychisch gebied hebben patiënten na een ic-opname nogal eens last van een depressie, angst, geheugen- en concentratiestoornissen. Naar schatting kampt niet minder dan 20 procent van hen met een posttraumatische stressstoornis (PTSS).
Tijdens het gesprek is er ook nadrukkelijk aandacht voor hoe de partner, naaste familie of mantelzorger de ic-periode heeft ervaren en alles vervolgens heeft verwerkt, aldus Van der Steen.
Van het ic-nazorggesprek gaat er altijd een verslag naar de huisarts, vertelt de intensivist. Die brief kan het advies bevatten om een patiënt met bewegingsproblemen naar een fysiotherapeut te verwijzen of, bij verminderde eetlust en gewichtsverlies, naar een diëtiste te sturen. Heeft iemand last van heesheid dan kan in het verslag een bezoek aan de keel-, neus-en oorarts worden aangeraden. „Alleen bij een vermoeden van PTSS of geheugenverlies mogen wij zelf iemand doorverwijzen naar de medisch psycholoog van het ZGV. Dat kan niet via de huisarts.”
Delier
Waar de verpleegkundige tijdens het terugkombezoek altijd naar zal vragen, is of iemand tijdens het verblijf op de ic een delier heeft meegemaakt: verwardheid die gepaard gaat met wanen die op iemand als de realiteit overkomen. „Meestal durven ze niet over zo’n ervaring te praten. Een klein deel van de patiënten heeft een positieve ervaring; waant zich bijvoorbeeld op een tropisch eiland. Ik vermoed echter dat zo’n 80 procent van hen een angstig delier meemaakt. Iemand denkt te worden vermoord of bestolen. De ervaringen zijn levensecht, ook al snapt iemand later rationeel wel dat zoiets niet kan.”
Een bezoek aan de ic-afdeling, aansluitend op het gesprek op de nazorgpoli, kan helpen om verkeerde associaties van een delier recht te zetten. „Iemand kan ontdekken: het piepje in mijn herinnering is van die pomp, niet van het maanlandingssysteem.”
Tijdens het verblijft op de ic adviseert Van der Steen de partner, naaste familie of mantelzorger altijd om een dagboek bij te houden. Het kan hen helpen bij hun eigen verwerkingsproces. Voor de patiënt is een dagboek belangrijk, omdat die zich vaak weinig herinnert van deze periode. „De eerste weken na thuiskomst is iemand vaak volledig gericht op het lichamelijk herstel, maar daarna kunnen er veel vragen rijzen. De patiënt snapt bijvoorbeeld niet dat zijn lijf zo slecht meewerkt of hij begrijpt emotionele reacties van familieleden niet. Bij het lezen van zo’n dagboek realiseert iemand zich soms pas hoe ziek hij of zij is geweest.”
De poli nazorg ic is voor het medisch personeel een belangrijke bron van informatie, zegt Van der Steen. „Met deze feedback hebben we al heel wat veranderd op de afdeling. De klepperende prullenbakken zijn bijvoorbeeld allemaal vervangen en er is meer aandacht voor gesprekstechnieken.”
Dat de ic-patiënten in Ede niet op een- of tweepersoonskamers liggen maar op een grote zaal, is een situatie waar Van der Steen niet blij mee is. „Toen de afdeling vijftien jaar geleden werd gebouwd, was het uitgangspunt dat dit prettig is voor de verpleegkundigen. Die hebben zo, vanuit hun post, zicht op alle patiënten.”
Voor de zieken blijkt die situatie echter extra belastend: ze horen apparaten piepen, krijgen mee wat het medisch personeel op de afdeling bespreekt en wanneer er iemand in het bed naast hen overlijdt. „De patiënten zijn over het algemeen wel zeer tevreden over de verpleegkundigen.”
De nazorg aan ic-patiënten omvat meer dan alleen de polikliniek, benadrukt Van der Steen. „Het begint al op de ic met de vraag: wat kunnen we daar beter doen, zodat we problemen kunnen voorkomen? Wanneer patiënten zich gesteund en begrepen voelen, herstellen ze sneller, kunnen ze sneller naar huis. Daar is iedereen bij gebaat.”
Dit is het eerste deel in een tweewekelijkse serie over bijzondere poliklinieken.