Troost
Op een grijzige herfstmorgen in mijn kunstacademietijd kwam de schilderdocent opgetogen terug van het toilet. Een der studenten had zich daar met benzinestift uitgeleefd; hoog, naast het wc-raampje. Toen die melancholieke man in dat troosteloze hokje stond, had hij omhoogkijkend in zwarte kapitalen het woord TROOST gelezen.
En ervaren. Want, zo betoogde hij met een plastic bekertje automatentroost in de hand, dat is nu precies de functie van kunst. Je schept een werkelijkheid die er eerst niet was. Mits die raak en overtuigend is neergezet, trek je de kijker (lezer) erin mee. En dan is het een stukje realiteit geworden. De waarheid staat of valt met het kiezen van de perfecte vorm. Schrijvers liegen de waarheid, heeft Bertus Aafjes gezegd.
Het vermogen om schrijvend het leven te (her)structureren, biedt troost. Dat zie je terug in hedendaagse romans over afscheid, verlies en rouw. De ‘troost’ daarvan ligt vooral in het zo secuur mogelijk verwoorden van verlies en verdriet. Vervolgens misschien nog in de herkenning door anderen.
Ik zal de laatste zijn om dit aan te vechten. Toch vind ik het angstaanjagend mager. Want dood blijft dood, en verdriet blijft verdriet.
Het Boek waar christenen zich aan ijken, kent ook een smartelijk afscheid. „Uw hart worde niet ontroerd.” Maar het blijft niet bij goedgekozen woorden. „Een kleine tijd, en gij zult Mij niet zien; en wederom een kleine tijd, en gij zult Mij zien.”
Octavius Winslow zegt in een meditatie dat Christus met deze woorden tevens de grondtoon zette voor alle verbintenissen die in God hun oorsprong hebben. Er komt een weerzien, vroeger of later. „Uw droefheid zal tot blijdschap worden.” Je verliest de Leraar en Vriend met Wie je drie jaar omgang had, maar je zult Hem weerzien als Bruidegom. Als pand van ondertrouw komt de Trooster.
Ware troost is een Persoon. Iemand Die verwachting en hoop wekt die je in jezelf niet vindt.
Lijden en verlies dienen een hoger doel. Schrijfster Wilma en dichter De Mérode hebben bijna een eeuw geleden niet geschroomd om deze ‘leugen’ tot lichtende waarheid te schrijven. Hedendaagse christenauteurs hebben aangetoond grote taalgaven te bezitten. Laten zij opnieuw niet schromen en liegen alsof het gedrukt staat. Of nee, liegen dát het gedrukt staat. De ‘leugen’ van een waterbron in een woestijn van eenzaamheid. De ‘leugen’ van een begrafenis als mengeling van ”rouw én feest” (ds. J. Overduin), de ‘leugen’ van een gestorven kind, dat speelt op de straten van Jeruzalem.
Inderdaad, de stuurlui – ik heb nog geen roman geschreven. Maar toch, is het dan niet heerlijk om in je mooiste handschrift boven een vunzig wc-raampje te schrijven: DEUR VAN HOOP?