Docent Van Schaik werkt als christen op openbare school
Hij werkt als christen dagelijks tussen seculiere leerlingen en collega’s. Veehouderijdocent Nico van Schaik (55) uit Harmelen is bijna dertig jaar verbonden aan het openbare Wellantcollege in Houten. „Op elke plek mogen we voor Gods Naam uitkomen.”
De schemer slokt de weilanden van Harmelen op. Een imposante roofvogel scheert door het avondrood. De weidse omgeving is het decor van de landelijke woning van Van Schaik.
Als oudste zoon van boerenouders lijkt een agrarische toekomst voor Van Schaik weggelegd. Samen met drie broers maakt hij aanspraak op het melkveebedrijf van zijn ouders. Toch kiest Van Schaik ervoor om na het atheneum in Woerden door te studeren aan de Landbouwhogeschool in Wageningen.
Tijdens zijn studie besluit hij van eventuele opvolging af te zien en zich toe te leggen op een baan in de agrarische sector. Spijt heeft Van Schaik tot op heden niet van zijn keus. Lachend: „Behalve als het schitterend weer is en de jongens op school onrustig zijn. Maar tijdens de mond-en-klauwzeerepidemie was ik juist weer blij dat ik geen eigen bedrijf heb.”
In 1983 studeert Van Schaik af. Zijn hoop op een werkplek bij de landbouwvoorlichting, een landelijk informatienetwerk voor veehouders, moet hij opgeven vanwege een tekort aan banen. Van Schaik neemt een besluit. „Mijn vakkennis wilde ik graag overbrengen. Als ik dat niet aan boeren kon doen, waarom dan niet aan een groep leerlingen?”
Een sollicitatie bij het openbare AOC Midden-Nederland in Utrecht blijkt succesvol. Van Schaik wordt in augustus 1983 aangenomen als docent veehouderij en richt zich met name op het vak melkwinning. „We behandelen de bouw van een uier, de samenstelling van melk, de melkinstallatie, melkkwaliteit en uitbetaling enzovoorts”, somt de docent op.
Een paar jaar na zijn indiensttreding verhuist de middelbare school naar Houten, onder de naam Wellantcollege.
Seculiere omgeving
De keus van de reformatorische Van Schaik voor een openbare school is opmerkelijk te noemen. Welke reden eraan ten grondslag ligt? De docent –verbonden aan de hersteld hervormde gemeente van Montfoort– weifelt. „Het is een bewuste keus geweest. Zeker. Maar de praktische reden gaf de doorslag. Ik solliciteerde destijds ook bij christelijke agrarische scholen in Barneveld en Gorinchem, maar werd niet aangenomen. En je moet de kost verdienen.”
Moeite met de seculiere omgeving heeft Van Schaik niet. „Als student was ik die sfeer al gewend. Natuurlijk weet je dat je school bijvoorbeeld geen godsdienstonderwijs biedt en dat dagopeningen ontbreken. Tijdens mijn sollicitatie heb ik daar niet of nauwelijks bewust over nagedacht. Daarnaast: als ik wel een baan bij landbouwvoorlichting had gekregen, zou ik ook werken bij een neutrale organisatie.”
Eén voorwaarde stelt Van Schaik tijdens de verhuizing naar Houten. Net als zijn collega’s moet de docent onderschrijven dat hij op elke vestiging van het Wellantcollege ingezet kan worden als dat nodig is, waaronder een rooms-katholieke school in Montfoort. Voor die locatie vraagt Van Schaik ontheffing. Het bestuur respecteert zijn besluit.
Vloeken
Van Schaik voelt zich als reformatorische docent geen vreemde eend in de bijt op het Wellantcollege. Op de school staat respect hoog in het vaandel. Toch roept Van Schaiks levensovertuiging met regelmaat reacties op. „Aan het begin van elk schooljaar vertel ik een nieuwe klas wat over mezelf. Als ik zeg dat mijn vrouw en ik twaalf kinderen hebben gekregen, vallen de monden soms open. En ik meld dat ze me altijd mogen bellen, maar liever niet op zondag, omdat we die dag als rustdag beschouwen.”
De leerlingen vinden het vooral vermakelijk, weet Van Schaik. „Diepgravende discussies lokt mijn verhaal zelden uit. Echte inhoudsvolle en kritische vragen ook niet. Vermoedelijk ook omdat landbouw een traditionele sector is waar het christendom redelijk draagvlak en bekendheid heeft.”
Toch worden Van Schaiks principes met regelmaat beproefd. „Als leerlingen vloeken, bijvoorbeeld. Dat doet me verdriet. Laatst sprak ik een jongen erop aan. Na de les kwam hij naar me toe en vroeg: „Meneer, wat bedoelde u eigenlijk?” Hij begreep niet met welke verwensing ik moeite had. Totdat ik het uitlegde. „Mijn vader en moeder zeggen niet anders”, zei hij. Dat vind ik heftige momenten. Ik kan niet anders dan er op dat moment op inhaken en uitleggen dat de Heere er verdriet van heeft. Je hoopt dat daar iets van blijft hangen, al zijn het vaak vluchtige gesprekken. Je kunt getuigen, maar niet overtuigen.”
Een duidelijke meerwaarde van het werken als christelijke docent op een openbare school kan Van Schaik niet benoemen. Hij aarzelt. Kiest zorgvuldig zijn woorden. „Omdat ik niet weet of ik die meerwaarde zie. Ik vind het moeilijk om te beoordelen of ik iets kan uitdragen. Laatst zei een leerling: „Ik weet dat u niet liegt.” Mijn leerlingen weten wie ik ben, laat ik het daarbij houden.”
Diplomafeest
Dat zijn reformatorische principes soms strijden met het beleid van de school is een feit. Diplomafeesten met muziek mijdt Van Schaik. Op personeelsdagen kiest hij een programma dat niet botst met zijn levensovertuiging.
Een plan van het bestuur om het Wellantcollege één weekend per jaar open te stellen voor belangstellenden, baarde de docent veehouderij zorgen. „Het plan is niet gerealiseerd, maar als ze me zouden vragen om op zondag aanwezig te zijn, zou ik dat pertinent weigeren.”
Binnen zijn afdeling kan de docent invloed uitoefenen. Het vertrek van de jaarlijkse leerlingexcursie naar Tsjechië plant hij steevast op maandagmorgen rond halftwee, in plaats van op zondagavond.
Ondanks de principekwesties heeft Van Schaik nooit serieus overwogen om zijn baan op het Wellantcollege op te geven in ruil voor een reformatorische werkgever. „Het is goed dat er reformatorische scholen zijn. Als docenten zich in die omgeving veilig voelen, is dat begrijpelijk. Toch denk ik dat iedereen de taak heeft om voor Gods Naam uit te komen op de plaats waar God hem gesteld heeft.”
Van Schaik koestert de dierbare momenten in zijn loopbaan. Een ontroerende gebeurtenis staat in zijn geheugen gegrift. Dertien maanden geleden verongelukte een van zijn leerlingen. „Na zijn overlijden hoorde ik dat hij elke zondag twee keer naar de kerk ging. Tijdens de rouwdienst werd Psalm 68:10 gezongen: „Geloofd zij God met diepst ontzag.”
Even stopt Van Schaik. De herinnering ontroert hem. „Er werd gesproken over hoop voor die jongen. Zijn opa zei tegen me: „Ze hebben hem boven harder nodig dan hier.” Dat raakte me diep; het leven is zo betrekkelijk. Op school heb ik de leerlingen geprobeerd te wijzen op het ene nodige. Meer kan ik niet doen. God zorgt voor de vrucht.”