In gesprek met klasgenoten: Cor Bakker
Dertig jaar geleden leverde Driestar Hogeschool in Gouda 110 onderwijzers en onderwijzeressen af. De situatie op de arbeidsmarkt was slecht, net als nu. Zes oud-klasgenoten van redacteur Gerard Vroegindeweij vertellen hun levensverhaal. Vandaag deel 2: Cor Bakker, leraar Nederlands.
„Dat ik onderwijzer wilde worden, stond voor mij al vast vanaf klas 3 van de lagere school. Meester Riekwel van de christelijke school in Den Helder was mijn grote voorbeeld. De manier waarop hij omging met kinderen en de manier waarop hij dingen kon overbrengen, wakkerden bij mij het verlangen aan om ook onderwijzer te worden.
Het was dubieus of ik het zou kunnen. In laatste klas van de lagere school onderging ik een beroepskeuzetest. De laatste zin van de uitslag daarvan luidde: „Of hij in staat zal zijn de opleiding tot onderwijzer te volgen, is nu nog niet duidelijk.” Die tester heeft het duidelijk mis gehad.
Toen ik na het behalen van mijn havodiploma in militaire dienst was gegaan, speelde ik even met de gedachte om beroepsmilitair te worden, zodat ik sneller zou kunnen trouwen met mijn vriendin Ellen. Maar na het vervullen van mijn dienstplicht ben ik toch gaan studeren. Daar heb ik geen spijt van.
In Den Helder was wel een pedagogische academie, maar de ligging daarvan paste niet bij het gezin waar ik uit kwam. We waren lid van de gereformeerde gemeente in de marinestad. Daarom belde mijn vader al toen ik in de laatste klas van de lagere school zat naar directeur Kuyt van de Driestar. Die zei dat ik het beste ook de mavo en de havo in Gouda zou kunnen volgen. Zo gezegd zo gedaan. Op mijn twaalfde ben ik naar het internaat aan de Kattensingel gegaan en later naar het internaat aan de Ronsseweg.
Ik heb daar een prima tijd gehad. We voerden discussies tot diep in de nacht. Legendarisch waren de tentamenweken. Om ons af te reageren, hielden we soms waterballetten. Iedereen gooide iedereen drijfnat. Het water liep soms van de trappen af.
Na de havo ging ik in dienst. Dat vergde de nodige standvastigheid. Al op de eerste avond kwam een korporaal langs om geld op te halen voor bioscoopkaartjes die hij had aangeschaft voor de rekruten. Dat heb ik geweigerd en gezegd dat ik dit van huis uit niet gewend was en dat ik daarom niet mee zou gaan. Dat gaf de nodige discussie. Een oud gereformeerde jongen aan wie ik steun dacht te hebben, ging wel mee. Ik bleef alleen achter op de kamer.
Standvastigheid is misschien wel een kenmerk van mij. Een collega zei eens tegen me: „Cor, wees niet al te rechtvaardig.” Daar moet ik veel aan denken. Anderzijds is een zekere standvastigheid wel nodig. Leerlingen in de klas moeten weten wat ze aan je hebben. Een man een man, een woord een woord.
Vormend voor mijn leven zijn vooral de godsdienstlessen geweest die ik op de mavo kreeg van K. J. Visser, die later predikant is geworden. Op de havo maakte A. Kagchelland, die onlangs is overleden, indruk. En wat leerde ik op de pedagogische academie (pa) veel van de nuchtere Cammeraat.
Nadat ik mijn pa-diploma behaalde, kon ik direct solliciteren, want mijn dienstplicht had ik al vervuld. Op 1 vacature kwamen soms wel 120 sollicitanten af. Ik hoorde dat schoolbestuurders de stapel brieven van de trap gooiden en dan verder gingen met de tien sollicitaties die op de bovenste traptreden bleven liggen. Ik werd aangenomen op de lagere school in Sliedrecht. Mijn zwager werkte daar. Dat heeft vast geholpen. De school kende mij ook, want ik had er stage gelopen.
De enige voorwaarde die ze stelden, was dat ik zou trouwen voor ik zou starten met lesgeven. Blijkbaar hadden ze geen zin in alle rompslomp als een meester trouwt. Dankzij mijn schoonvader kregen we een huurflatje. Op 8 september 1982 trouwden we en op 13 september stond ik voor de klas.
Het lesgeven ging vanaf het begin af aan eigenlijk best goed. Ik startte in groep 4, maar daarna had ik altijd de hoogste leerjaren. Een ontroerend moment maakte ik mee toen mijn leerlingen Bart Wallet, Arjan Ruis en Marco Kraaijveld mij uitnodigden voor hun kerstfeestviering. Zij deden met zijn drieën allerlei klusjes om geld in te zamelen voor Open Doors. Voorafgaand aan Kerst nodigden zij de mensen voor wie ze werkten, of ze nu christelijk waren of niet, uit voor hun viering. De een opende, de ander deed het Bijbelverhaal en de derde vertelde een vrij verhaal. Heel bijzonder.
Na zeventien jaar basisonderwijs vroeg een schoolbestuurder mij of ik wilde solliciteren als leraar Nederlands in het voortgezet onderwijs. Maar uiteindelijk kreeg ik toch geen benoeming op de school die mij benaderde. Dat had te maken met mijn overstap van de Gereformeerde Gemeenten naar de Hervormde Kerk. Uiteindelijk kreeg ik in 1999 een benoeming bij de Driestar.
Ik geef Nederlands aan leerlingen in vmbo 3 en 4; de basis- en kaderberoepsgerichte leerweg. De meesten van deze leerlingen zitten niet echt op een les Nederlands te wachten. Dat betekent dat ik de lesstof in kleine brokjes aanbied, maar ook geregeld voorlees. Maar anderzijds moeten ze wel doen wat ik eis. Dat heet tegenwoordig –geloof ik– streng.
Wat mij grote zorgen baart, is het gebrek aan kennis. Ik krijg leerlingen binnen die niet eens weten wat de drie lidwoorden zijn. Ook de tafels kennen ze niet. Laatst zag ik op een wiskunde-examen de definities staan van de omtrek en de oppervlakte. Ik wist niet wat ik zag. Er moet weer ouderwets gestampt worden.
Als ik een dag minister van Onderwijs zou zijn, zou ik direct het aantal managers en het aantal vergaderingen halveren. In het onderwijs wordt te veel geneuzeld. Er zijn allerlei volgsystemen voor de leerlingen en bijna iedereen heeft een etiketje. Dat lijkt aardig, maar in de praktijk heb je er niets aan. Vroeger ging het toch ook?
Ik denk wel dat ik mijn pensioen ga halen als leerkracht. Nog steeds ben ik gemotiveerd. Het werk is afwisselend, uitdagend en geen dag is hetzelfde. Het houdt je jong. Ook is het mooi dat je wat bij kunt dragen aan de vorming van jongelui. Ik kan het iedereen aanbevelen.
Maar nu ga ik eerst op vakantie, naar Tsjechië. Ik heb vijftien nieuwe boeken gekocht en ik ga lezen, lezen en lezen.”
Naam: Cor Bakker
Geboren: 20 april 1958
Gezinssituatie: gehuwd, vier kinderen, drie kleinkinderen
Opleiding: mavo, havo, pedagogische academie
Werkervaring: zeventien jaar onderwijzer Johannes Calvijnschool Sliedrecht, dertien jaar leraar Nederlands Driestar College en sinds twee jaar (parttime)-leraar Nederlands bbl bij het Hoornbeeck College.
Nevenfunctie: ouderling hervormde gemeente te Hardinxveld-Giessendam
Hobby’s: lezen, kleine kerkgeschiedenis bestuderen, zingen
Laatstgelezen boek: ”Gods genade is voor iedereen. Spurgeons strijd tegen het hypercalvinisme” van Iain Murray