Ouderparticipatie krijgt gestalte in jeugdhulpverlening
Bij ouderparticipatie denken we vooral aan de betrokkenheid van ouders bij de school van hun kinderen. Maar ook in de jeugdhulpverlening krijgt de betrokkenheid van ouders meer en meer gestalte.
In Jeugdbeleid (maart 2012) schrijft Rob van Pagée een artikel over het wettelijk mandaat voor eigen kracht dat burgerschap ondersteunt. Gezinnen hebben het recht verkregen om zich uit te spreken over de opzet, invulling en uitvoering van een hulpverleningsplan voordat professionals aan de gang gaan. Sinds mensenheugenis heeft de mens –vaak samen met anderen– zijn problemen opgelost. Als we van de reguleringsstaat overgaan naar de verzorgingsstaat, komt de professionalisering op. Dan gaat het beter, sneller, effectiever, zo denken we. Vooral de laatste decennia is de mens met zijn sociale netwerk op de achtergrond geraakt. Hulpverleners en hun eigen organisaties kregen eigen belangen en een eigen recht van bestaan. In dat licht is ”cliëntenparticipatie” te begrijpen.
Tegen deze achtergrond is interessant dat de Tweede Kamer in 2011 unaniem een amendement heeft aangenomen waarin de Wet op de jeugdzorg zo wordt aangepast dat eerst de ouder(s) met gezag, samen met bloed- en aanverwanten uit de sociale omgeving, in de gelegenheid worden gesteld om een plan van aanpak op te stellen of een bestaand plan te wijzigen voordat er van overheidswege maatregelen worden getroffen. De overheid moet bij dreigende schade aan de ontwikkeling van een kind kunnen ingrijpen op grond van wetgeving en internationale verdragen. Echter, door families een wettelijk recht te geven om als eerste een veilig en verantwoord plan te maken, is de gangbare volgorde omgedraaid. Als de familie dat niet kan, of als er geen veilig plan wordt ontwikkeld, zullen professionals dat doen. Zo komt het primaat bij ouders en aanverwanten te liggen. Het ”gezinsplan”, zoals voorgesteld in het wetsvoorstel, sluit volledig aan bij de bedoeling en de opzet van de gezinsvoogden.
Niemand gaat echter een plan maken als een ander daar de controle over houdt. Om waar te maken dat de familie leidend blijft, schakelt de Eigen Kracht Centrale (een organisatie die de participatie van ouders ondersteunt) daartoe een onafhankelijke medeburger in, die meehelpt om de kring rond de hoofdpersoon groter te maken. Met onafhankelijk wordt bedoeld: geen belang hebbend bij de uitkomst van het plan. Zo gaat een Eigen Kracht Conferentie vooraf aan de praktijk van hulpverleners. Onderzoek laat zien dat het in bijna negen van de tien keer lukt om een veilig plan te maken, met daarbij de kanttekening dat families dezelfde strenge criteria hanteren ten aanzien van veiligheid van kinderen als professionele hulpverleners doen.
InJeugdenCo (april 2012) gaat Maria van Rooijen ook op in op het Wetsvoorstel herziening kinderbeschermingsmaatregelen. Onder de nieuwe wet worden ontzetting en ontheffing samengevoegd tot ”gezagsbeëindiging”. De rechter kan de maatregel opleggen zodra duidelijk is dat ouders de verantwoordelijkheid voor de opvoeding niet binnen een aanvaardbare termijn kunnen dragen, bezien vanuit het belang van het kind. De nieuwe wet brengt meer veranderingen met zich mee. Zo moet de kinderrechter in de beschikking de concrete dreiging noemen. Ouders weten dan duidelijker waaraan ze moeten werken om de maatregel ongedaan te maken.
Ongelukkig is de Raad voor de Kinderbescherming met de bepaling dat de raad na de ondertoezichtbeschikking een familieraad moet organiseren. Dat moet eerder, bijvoorbeeld door Bureau Jeugdzorg of tijdens het raadsonderzoek. Straks duurt het na de beschikking zes weken voordat bekend is of het gezin zelf een hulpverleningsplan kan maken.
De zo bejubelde ouderparticipatie kan bij de Raad voor Kinderbescherming dus nog niet op instemming rekenen. Overigens geldt dat het wetsvoorstel wel in de Tweede Kamer is behandeld, maar nog niet in de Eerste Kamer.
Balans Magazine (mei 2012) schenkt aandacht aan het afscheid van een bekende kinderpsychiater, prof. Ruud Minderaa, van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij heeft veel betekend voor kinderen met ADHD en stoornissen in het autistisch spectrum. Goedlopende trainingsprogramma’s voor deze kinderen en hun ouders zijn door hem ontwikkeld. Het verbinden van onderzoek, zorg en onderwijs stempelt zijn werk. Zijn visie op participatie van ouders is duidelijk: „Bij ons werk draait alles om de band met ouders.” Er is een complete zorglijn opgebouwd, van het onderzoek tot zorg.
Juist die samenhang is van het grootste belang. Het vruchtbaarste onderdeel vond prof. Minderaa het opbouwen van het Landelijk Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Hieraan is een netwerk van ouders verbonden. Veel van de kennis die is opgedaan is overwegend boven tafel gekomen door goed naar ouders te luisteren. Maar vervolgens moest er wel veel wetenschappelijk onderzoek gedaan worden. Zonder ouderparticipatie had het kenniscentrum echter niet ontwikkeld kunnen worden.
Drs. M. Burggraaf, voormalig voorzitter van het college van bestuur van de Christelijke Hogeschool Ede. Reageren? focus@refdag.nl