Nederland geeft al sinds maart technische en financiële hulp aan de oppositie, onder meer in de vorm van communicatieapparatuur en laptops. Die hulp wordt opgevoerd, aldus de minister. Er wordt geen steun gegeven aan de gewapende oppositie.

Ook gaat Nederland Syrische dissidenten helpen met onder meer trainingen zodat ze zich kunnen voorbereiden op het tijdperk na de val van het regime van president Bashar al-Assad. Verder is er steun om mensenrechtenschendingen te registreren en wordt er op het ministerie van Buitenlandse Zaken iemand speciaal aangesteld om de contacten met de Syrische oppositie te verbeteren.

Rosenthal zei in een gesprek met de nieuwe en vertrekkende leider van de SNC, Abdelbasset Sida en Burhan Ghalioun, ook 4 miljoen euro aan humanitaire hulp toe. Daarvan is 1 miljoen euro bestemd voor voedselhulp in Syrië. Nog eens 3 miljoen euro ontwikkelingsgeld gaat naar de opvang van Syrische vluchtelingen in Jordanië. Dat land vangt meer dan 120.000 gevluchte Syriërs op. Eerder dit jaar gaf Rosenthal ook al een miljoen euro voor de opvang van Syriërs in Turkije.

Bij de SNC-leiding heeft Rosenthal opnieuw op eenheid aangedrongen en goede samenwerking met de lokale oppositiegroepen in Syrië. Volgens sommige oppositieleden heeft de Moslimbroederschap een te grote stem binnen de SNC.

De SNC wil volgens de bewindsman onder bepaalde voorwaarden nadenken over de Jemen-optie, dat is een vrijwillig vertrek van Assad na onderhandelingen. Dat gebeurde eerder in Jemen. Daar kreeg de president en zijn familie vrijstelling van strafvervolging. Rosenthal pleit er voor om de Jemen-optie expliciet mee te nemen in het plan van VN-gezant Kofi Annan.