Stemgedrag
In hoeverre wordt de keuze voor christendemocratische partijen ingegeven door religieuze motieven? In Acta Politica (47e jaargang nr. 1) wordt dit verband geanalyseerd voor Vlaanderen. De auteurs constateren dat de relatie tussen godsdienst en kiesgedrag de laatste jaren opnieuw aandacht krijgt, met name in de Verenigde Staten. Voor Europa geldt dat, ondanks het proces van secularisatie, de christendemocratische partijen hun kiezerspotentieel weten te behouden. Bij politieke debatten over abortus, euthanasie en rechten voor homoparen blijkt godsdienst een relevante factor te zijn.
Net als Nederland en Oostenrijk is België vanouds een verzuild land. Sinds de jaren zestig zijn echter klassepositie en godsdienst minder relevant geworden. Christelijke organisaties hebben daarop gereageerd door niet langer meer expliciet te verwijzen naar religieuze opvattingen, maar naar algemeen menselijke waarden, die christelijk geïnspireerd zijn.
Uit het onderzoek blijkt dat het zich beschouwen als rooms-katholiek de grootste invloed heeft op het stemmen voor de christendemocratische partij. Frequent kerkbezoek is hier veel minder van belang. Vrouwen en ouderen stemmen ook eerder op de christendemocraten, hoewel dat effect niet sterk is.
Inkomen, opleiding en de samenstelling van het huishouden blijken niet significant te zijn. Wel is het zo dat mensen die actief zijn in het verenigingsleven eerder christendemocratisch stemmen. Datzelfde geldt van hen die wonen in een uitgesproken rooms-katholieke omgeving.
Dat rooms-katholiek zijn voor het stemgedrag belangrijker is dan kerkbezoek werkt in het voordeel van de christendemocratische partij, omdat het misbezoek de afgelopen jaren veel sterker is gedaald dan het zich rekenen tot de Rooms-Katholieke Kerk. Duidelijk is wel dat de leeftijdsopbouw van de christendemocraten ongunstig is.
InSociologie(7e jaargang nr. 3) komt de vraag aan de orde in hoeverre het begrip klasse in de hedendaagse samenleving nog een realiteit is. Vanaf de jaren zestig heeft er een proces van democratisering, emancipatie en informalisering plaatsgevonden. Voordien vormde klasse naast religie een belangrijke sociale scheidslijn.
Nu ligt de nadruk op de gelijkwaardigheid van mensen, terwijl zij ook meer ruimte hebben om hun leven vorm te geven en keuzes te maken op basis van hun eigen voorkeuren.
Op basis van een aantal enquêtes concludeert Gwen van Eijk (Leiden) dat de afwezigheid van het begrip klasse in maatschappelijke debatten en alledaagse gesprekken vooral getuigt van het taboe dat er op dat begrip ligt. Hoewel er van strikt afgebakende rangen en standen geen sprake meer is, construeren mensen toch een bepaalde maatschappelijke hiërarchie.
In de ”common sense”-theorieën over klasse klinkt de eigen sociaaleconomische status door, alsmede de in de maatschappij gangbare idealen. De huidige klassensamenleving wordt vooral gevormd door sociaalculturele factoren. Het gaat om de percepties van overeenkomsten en verschillen tussen mensen.
Toch vindt de aldus geconstrueerde maatschappelijke hiërarchie nog wel degelijk haar basis in structurele factoren zoals opleiding, beroepsstatus, macht en maatschappelijke participatie.
Christen Democratische Verkenningen (winter 2011) is gewijd aan het thema menselijke waardigheid. Omdat er geen algemeen aanvaarde visie op het verschijnsel mens en diens herkomst is, lijkt het moeilijk om tot een gemeenschappelijk gedeelde opvatting van de menselijke waardigheid te komen, aldus Paul van Geest (Tilburgs hoogleraar kerkgeschiedenis) en hulpbisschop Everard de Jong.
Verschillende vormen van waarderelativisme maken het schier onmogelijk om een universele opvatting over de mensenrechten, moraal en menselijke waardigheid aanvaard te krijgen.
In de praktijk worden slechts die aspecten van de menselijke waardigheid, die door de meerderheid relevant worden gevonden, tot uitgangspunt van de publieke discussie gemaakt. Christenen verrijken en bemoeilijken de discussie over de natuur en intrinsieke waardigheid van de mens, door deze te herleiden tot een Schepper.
In het joodse en christelijke denken ontlenen mensen hun waardigheid aan het feit dat zij geschapen zijn naar Gods beeld en gelijkenis. Volgens Augustinus hebben mens en dier passies en instincten gemeen, maar onderscheidt de mens zich door het bezit van de rede. Daarnaast kunnen de taligheid, het reflexief vermogen en de eigen wil worden genoemd.
Om een intrinsiek verband tussen de mens en zijn rechten aan te brengen, herleidde Thomas van Aquino veel tot het begrip natuurwet. Die bevat de beginselen die voor alle volken algemeen geldend zijn, omdat zij voortvloeien uit de natuurlijke rede. In deze ordening liggen idealiter de principes besloten die de waardigheid van de mens van het begin van de conceptie tot aan de natuurlijke dood eerbiedigen.
Dr. C. S. L. Janse, oud-hoofdredacteur Reformatorisch Dagblad. Reageren? focus@refdag.nl