Commentaar: Waarheidsvinding valt niet mee in Syrië
Waarheidsvinding is een van de basistaken van de journalistiek. Als het even kan op basis van het aloude principe van hoor en wederhoor, onafhankelijke bevestiging en raadpleging van meerdere bronnen.
In sommige landen valt dat nog niet mee. Neem Syrië, al maanden het toneel van bloedig neergeslagen protesten tegen het regime van president Bashar al-Assad. Volgens de Verenigde Naties zijn er bij de onlusten inmiddels al meer dan 5000 doden gevallen.
Volgens de Verenigde Naties dan, want niemand lijkt te weten hoe het echt zit. Het Syrische regime houdt om het hardst vol dat de meeste slachtoffers vallen onder het regeringsleger en de politie. Op brute wijze afgeslacht door muitende militairen en extremistische milities.
Het in Londen gevestigde Syrisch Observatorium voor de Mensenrechten schetst een totaal ander beeld. Volgens deze instantie smoren de troepen van Assad elke vorm van tegenstand meedogenloos in de kiem. Daarbij schuwen zij niet om weerloze burgers zonder pardon neer te schieten en de lichamen van gedode deserteurs publiekelijk op stadspleinen tentoon te stellen.
Wie heeft er nu gelijk? Het Syrische regime, dat een decennialange traditie van holle retoriek, vriendjespolitiek en corruptie kent? Om nog maar niet te spreken van de inzet van grof geweld tegen de eigen bevolking, zoals bij de aanval met gifgas op de burgers van Hama in 1982.
Of het Syrisch Observatorium voor de Mensenrechten? Enig onderzoek leert dat deze organisatie, die zich opwerpt als dé spreekbuis van de Syrische oppositie, nauwe banden met de extremistische moslimbroederschap onderhoudt en voornamelijk drijft op financiering vanuit het golfstaatje Qatar.
De internationale media lijken hun keus wel te hebben gemaakt. Het observatorium wordt in veel nieuwsberichten als enige nieuwsbron opgevoerd. Je moet wat, als Damascus geen buitenlandse journalisten meer toelaat en dus onafhankelijke nieuwsgaring onmogelijk maakt.
Nu gaat het zeker niet aan de Syrische staatspropaganda als het einde van alle tegenspraak te beschouwen. Verre van dat zelfs. Het regime in Damascus heeft zich inmiddels zo langzamerhand van de laatste restjes van legitimiteit ontdaan.
Wél dient de internationale gemeenschap aan zorgvuldige waarheidsvinding te doen, alvorens een afgewogen standpunt ten aanzien van de ontwikkelingen in Syrië in te nemen. Dat klemt des te meer, nu de speculaties over een mogelijke buitenlandse interventie in Syrië toenemen.
Maar wellicht gloort er onverwachte hoop. Gisteren stemde de Syrische regering in met de komst van een delegatie waarnemers van de Arabische Liga. De overeenkomst werd weliswaar pas na zes weken traineren ondertekend – maar toch.
Ongetwijfeld zullen de waarnemers van de liga vrij zijn om te gaan en te staan waar zij willen. Vanzelfsprekend zullen zij met elke gewenste persoon kunnen spreken. En natuurlijk zullen zij de wereld binnen afzienbare tijd kunnen vertellen hoe het nu écht zit in Syrië.
Of misschien toch niet?