Ontvoerde Toos van der Valk: Ik vecht voor mijn leven

Drie weken lang zat ze in 1982 gevangen in een tentje in een Brussels flatje. Geketend. Ontvoerd door Italiaanse gangsters. In een onlangs verschenen boek vertelt de gegijzelde Toos van der Valk, bekend van de horecafamilie, over die ellendige periode.

J. Visscher

19 December 2011 18:42Gewijzigd op 14 November 2020 18:17
Toos van der Valk en haar man Gerrit kort nadat ze is vrijgelaten. Foto ANP
Toos van der Valk en haar man Gerrit kort nadat ze is vrijgelaten. Foto ANP

Een ontvoering is alsof je vecht tegen de dood terwijl je niet eens ziek bent. Een gevecht dat zo eenzaam is.

Het is de hartenkreet van Toos van der Valk, opgetekend in het boek ”Mijn ontvoering. Voor het eerst verteld door Toos van der Valk” (uitg. Artemis & co, ISBN 9789047202455). Daarin doet de ontvoerde vrouw aan schrijfster Elle van Rijn haar aangrijpende verhaal. Ook is er aandacht voor de ervaringen van de achterblijvende familie Van der Valk. Die leeft wekenlang in martelende onzekerheid.

De nachtmerrie begint op de late vrijdagavond 26 november 1982. Als Toos van der Valk in haar woning in het Noord-Brabantse Nuland voor het naar bed gaan nog wat in de weer is met een dienblad, verschijnen er plotseling vier mannen met donkere bivakmutsen in de woonkamer. Eerst denkt ze nog aan een grap. Maar die gedachte verdwijnt als ze wordt vastgegrepen. Een man drukt iets in haar zij. „Agressief sist hij in mijn oor: „Valks, wo ist Valks?” (Waar is Van der Valk?). Ze doelen op haar man Gerrit, een vermogende horecaondernemer, die samen met zijn vrouw het Van der Valkmotel in Nuland runt. „Ze mogen er niet achter komen dat Gerrit boven is, gaat het door me heen. Hij zou ziedend worden, met ze gaan vechten. Er zou geschoten worden…”

Gekrijs

Als de Italiaanssprekende ontvoerders hun oorspronkelijke doelwit Gerrit van der Valk, die al naar bed is gegaan, niet meteen in het vizier krijgen, grijpen ze zijn vrouw. Ze krijgt een muts over haar hoofd getrokken, wordt opgetild en in een auto meegenomen. „Ik zou willen schreeuwen dat ze me los moeten laten. Als een kat hun ogen uit willen krabben en hen dwingen de auto te openen. Hen gek maken met woedend gekrijs. (…) Maar de adrenaline is niet alleen bij mij gestegen. Ook zij zitten vol energie, vol agressie. Alles wat ik doe om hen nog nerveuzer te maken, kan me fataal worden.”

Ingeklemd tussen de ontvoerders op de achterbank weet de angstige vrouw door haar wollen muts heen toch nog een glimp van de omgeving op te vangen. Ze ontdekt dat ze ergens in Brussel terechtkomt.

Op een kamer in een flatje dwingen de ontvoerders Toos van der Valk in een oranje-bruin tentje te gaan zitten. Ze wordt met kettingen geketend aan enkels en polsen. De vrouw raakt in paniek. „Ik begin te schreeuwen voor mijn leven. Trek aan de kettingen. Maak zo veel kabaal dat ze meteen weer bij mijn tent staan. (…) Mijn hysterische gemoed is niet meer kalm te krijgen. (…) Dit is blinde paniek. Overlevingsdrang. Ik moet los. „Maak me los!!!” (…) Zij beginnen nu ook te schreeuwen. Roepen dingen door elkaar. Stelletje schurken. Hoe durven ze een onschuldige vrouw zo te mishandelen? (…) Ik huil als een kind, met lange uithalen en schokkende schouders.” Uiteindelijk stemmen de ontvoerders er in toe de ketting van haar polsen te halen.

Schone kleren

Drie weken lang moet Toos van der Valk gedwongen in het tentje bivakkeren. Dagelijks krijgt ze eten toegeschoven. Als ze naar het toilet wil, wordt haar gezicht bedekt. Pas na twee weken krijgt de vrouw schone kleren.

Ze leeft tussen hoop en vrees. „Mijn stemmingen wisselen nu zo hevig, dat mijn hoofd op een kookwekker lijkt die een eigen leven is gaan leiden en om de haverklap afgaat. Als ik daaraan denk, komt de paniek weer in golven omhoog. Ik probeer door middel van mijn ademhaling mijn angsten te onderdrukken. Ik mag mijn verstand niet verliezen.”

Twee bewapende en gemaskerde bewakers houden Toos van der Valk voortdurend in de gaten. Ze noemt ze de Rat en de Raaf. De Rat vervult haar met afschuw, met de Raaf bouwt ze een band op. Die geeft haar, kennelijk spelenderwijs, zelfs eens zijn wapen in handen.

Hoe kan ik levend uit deze ellende ontsnappen? Met die bange vraag worstelt Toos van der Valk. Ze verzint een list. Met een aan de ontvoerders gevraagde pen schrijft ze een korte boodschap op een stukje krantenpapier: „Toos van der Valk (België) SOS ben ontvoerd.” Als bewaker de Raaf haar voor een toiletbezoek naar de badkamer brengt, verstopt ze het papiertje in haar mond. In de badkamer weet ze het briefje in een gat van een rooster te stoppen. In de hoop dat bijvoorbeeld de flatconciërge de noodkreet op het papiertje ontdekt.

Keihard wordt die hoop de bodem ingeslagen. De twee bewakers ontdekken haar poging om de buitenwereld te alarmeren. Woedend zijn ze. De mannen schreeuwen dat ze een verrader is en een hoer. Ze krijgt een pistool tegen haar hoofd gedrukt. Ze sleuren haar naar de badkamer en bevelen haar zich uit te kleden, kennelijk om haar aan te randen. In doodsangst kruipt ze over de grond. „Ik hoor mezelf gillen, smeken. Ik vecht voor mijn leven.” Tot verkrachting komt het uiteindelijk niet.

De ontvoerde vrouw heeft de tegenwoordigheid van geest om, als dat enigszins mogelijk is, haar ogen de kost te geven. Zo kan ze, als ze in een keuken de maaltijd mag gebruiken, via de spiegeling van haar broodmes een glimp van buiten opvangen. De vorm van de dakpannen die ze ziet slaat ze op in haar geheugen. Verder ontdekte ze eerder al op een gebakpapiertje de naam van een bakker.

Kogelwerende vesten

Intussen leeft de achtergebleven familie Van der Valk wekenlang in ondraaglijke spanning. De ontvoerders eisen via de telefoon miljoenen guldens losgeld. Er komt een door Toos van der Valk op band ingesproken boodschap binnen.

Zoals bij elke kidnap melden zich ook nu allerlei waarzeggers die denken te weten waar Toos van der Valk wordt vastgehouden. De gekste voorspellingen doen de ronde. „Ik geloof dat we wel vijf minuten lang hebben zitten schudden van het lachen om de voorspeller die beweerde dat ze kaalgeschoren was en op een berg in Tibet zat bij de Dalai Lama. Blijkbaar lagen verdriet en humor dicht bij elkaar”, vertelt Marijke, de oudste dochter van Toos van der Valk, in het boek.

Wanhopig en verbeten zoeken familieleden, al dan niet bewapend, naar hun ontvoerde geliefde. Zo posten ze bij verdachte panden en pluizen ze gastenlijsten van motel Nuland na, in de hoop een aanknopingspunt te vinden.

Na drie weken komt een einde aan de ontvoering van Toos van der Valk. Na een eerdere mislukte losgeldoverdracht, vertrekken dochter Marijke van der Valk en haar man Harry op 16 december 1982 in een auto met twee koffers met 13 miljoen gulden. Die moeten ze op een door de ontvoerders uitgekozen plek afgeven. Ze krijgen kogelwerende vesten aan. „Ik was zo misselijk van de spanning en van die ijzeren plaat die tegen mijn borst drukte, dat ik begon te kokhalzen”, vertelt Marijke.

Na een zenuwslopende autorit, waarbij ze aanwijzingen van de ontvoerders moeten volgen, komen Marijke en haar man uiteindelijk in Duitsland in een bos terecht. Ze moeten het losgeld achter een stapel boomstammen leggen.

Mes

Tot haar grote opluchting krijgt Toos van der Valk in het Brusselse appartement te horen dat ze zal worden vrijgelaten. De ontvoerders sommeren haar niets tegen de politie te zeggen. Doet ze dat wel, dan dreigen ze motel Nuland in brand te steken. „Ik zeg nog één keer. Jouw kinderen zullen dood zijn als jij politie op ons afstuurt. Is dat duidelijk?”

Toos van der Valk wordt in een auto getild. Een grote, met tape afgeplakte bril moet voorkomen dat ze iets van de omgeving ziet. Moedig genoeg ziet ze kans met de bril tegen de autodeur te stoten, waardoor ze toch iets kan waarnemen. Cruciaal is haar ontdekking dat ze langs een hoog gebouw rijden, met daarin veel verlichte ramen die de vorm van een hart hebben.

Uiteindelijk laten twee bewakers haar bij Eindhoven vrij. Aanvankelijk willen de kidnappers haar aan een paal vastbinden. Daar zien ze van af als de uitgeputte en angstige vrouw smeekt dat niet te doen. Ze is bang dood te vriezen. Even later, als de auto met de ontvoerders is verdwenen, strompelt ze naar een nabijgelegen woning. Daags na haar vrijlating ziet Van der Valk kans om de politie naar de flat te leiden waar ze is vastgehouden.


Moeder van tien kinderen

De ontvoering van Toos van der Valk in 1982 veroorzaakte grote beroering in Nederland. Ze was de eerste bekende vrouw (destijds 52) die werd gekidnapt. Samen met haar man Gerrit, overleden in 2009, runde ze motel Van der Valk in hun woonplaats Nuland. Toos van der Valk kreeg tien kinderen. Drie van hen overleden kort na de geboorte.

Achter de kidnap zit een groep van meer dan veertig Italianen. De meesten zijn opgepakt en hebben hun straf uitgezeten. Het grootste deel van de 13 miljoen gulden losgeld is niet teruggevonden. Een jaar na de ontvoering brandt het motel Nuland af. Mogelijk hebben de ontvoerders hun dreigementen uitgevoerd.

In het indringende en goed geschreven boek verwijst Van der Valk meer dan eens naar God. Zo bidt ze als haar ontvoerders in de auto op het punt staan haar vrij te laten. „In gedachten vertel ik Hem dat ik me ervan bewust ben dat Hij het was die me hielp en dat ik Hem nooit meer zal verloochenen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer