Opinie

Och… en ach…

„Een levende gemeente, waar kent men die aan? Een geestelijk levend mens, waaraan wordt die gekend? Die kent men aan het gebruik van het woordje ”och”. Daar zijn er die zeggen dat het een huichelachtig persoon is, die het woordje ”och” in de mond neemt. Maar dan is God ook huichelachtig. Want God de Vader gebruikt het woordje in Psalm 81: „Och, dat Mijn volk naar Mij gehoord had. Dat Israël in Mijn wegen gewandeld had.” En God de Zoon gebruikt het woordje in Lukas 19. In Zijn bittere klacht aan het adres van het onbekeerlijke Jeruzalem: „Och, of gij ook bekendet, ook nog in deze uw dag, hetgeen tot uw vrede dient.” sEn God de Heilige Geest gebruikt het woordje in de tekst waar Jesaja bidt door de Heilige Geest: „Och, dat Gij de hemelen scheurdet.””

Ds. J. M. J. Kieviet
14 October 2011 10:48Gewijzigd op 14 November 2020 17:08

Het was in de jaren zestig dat de hervormde ds. Leen Vroegindeweij in zijn gemeente Delft preekte over Jesaja 64: „Och, dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt, dat de bergen van Uw aangezicht vervloten.” Hij begon zijn preek zoals ik hierboven weergaf. Leen Vroegindeweij, een van de vier dominees-broers, was een bewogen en gunnende prediker. De paar keren dat ik hem hoorde in de Sommelsdijkse dorpskerk vergeet ik niet. Maar met al zijn gunning en zijn eenvoudige preektrant wist hij de puntjes op de i te zetten. Hij draaide niet om de dingen heen. Een ware christen weet van och en ach. Als je daar niet van weet, moet je het nog maar eens nazien. Dat bedoelde Leen. Zoals ik eens zag op een oude gevel in het Duitse historische stadje Celle. „Non tentatus, non christianus”, las ik. „Geen aanvechting, geen christen.” Dat is dezelfde boodschap als die de Delftse pastor bedoelde. Nu lijkt het wel alsof hiermee de oude karikatuur bevestigd is. U weet wel, die van de stereotiepe uitspraak, gelegd in de mond van hen die de zwaren worden genoemd: „Och, dat het nog eens kwam te gebeuren…”

Neveldijk

In de jaren twintig van de vorige eeuw verscheen van D. Hogenbirk de roman ”Neveldijk. Uit het leven van godsdienstige dorpsmensen”. Hij beschrijft de (zoals hij ze noemt) „spelonkiemensen” uit het dorp, met hun zware taal en hun trieste leven. Er is veel och en ach in Neveldijk.

En wie denkt er niet aan dat boek van enkele jaren geleden: Jan Siebelinks roman ”Knielen op een bed violen”. Hans Sievez, de hoofdpersoon, is stervende. Om zijn bed heen staan de geestelijke keurmeesters die hem ‘begeleiden’ op zijn laatste tocht in dit leven. Met uitspraken vol van och en ach. Het wordt een ware kwelling, niet het minst voor vrouw en kinderen die er getuige van moeten zijn. Een klein citaat: „„Ach, mocht het toch zo zijn…”, klonk het uit de mond van de oefenaar. Hij werd door de anderen bijgevallen. Een zwaar, donker grommen golfde de achter­kamer in.”

Is dat het? Nee, dat is het niet. De Schriften tekenen het Bijbelse geloof niet als domperig en tobberig. „Welgelukzalig is het volk hetwelk het geklank kent; zij zullen zich de ganse dag verheugen in Uw Naam”, zingt Ethan in Psalm 89. En Prediker doet de oproep: „Laat uw klederen te allen tijd wit zijn en laat op uw hoofd geen olie ontbreken”, waarop de Statenvertalers toelichten: „Dat is: zijt vrolijk!” Gods kinderen weten ervan: „Verheugd in God, naar waarde nooit te danken.”

Wonder

Toch houd ik de stelling van ds. Vroegindeweij staande. Eerder deze week was ik een avond op Goeree-Overflakkee, waar ik iets mocht zeggen over deze zelfde dingen. Het was in het kader van een cursus geestelijke vorming. We lazen samen de Schriften – en kwamen ze tegen, de mensen van och en ach. Jesaja in zijn hartstochtelijk pleidooi voor het volk in ballingschap. De psalmisten die uit de diepte de Heere aanriepen. Jeremia in zijn klacht: „Och, dat mijn hoofd water ware…” Niet minder in het Nieuwe Testament. Paulus die zich aanklagen moest als vleselijk en verkocht onder de zonde. Dezelfde apostel die zuchtte in zijn aardse tent; dat was het zuchten van het heimwee. Maar ook Luther, een enkel uur voor zijn sterven: „Wir sind Bettler. Hoc est verum!”

Op de morgen van diezelfde dag lazen mijn vrouw en ik uit het leerzame dagboek van John Bunyan ”Eén ding is nodig”. De dagtekst verwees ons naar Gods belofte aan Zijn verdreven volk: „Met smekingen zal Ik hen voeren.” Let wel: met smékingen…

Smeken om het wonder. Krediet op de God van het wonder. Leven uit het wonder. Dat is het bestaan van de christen. Het roepen van och en ach. Niet als een dooddoener. Niet uit lijdelijkheid. Maar vanwege de nood, altijd weer – van mezelf, van mijn kinderen, van deze wereld. „Och, Heere, och werd mijn ziel door U gered. Toen hoorde God. Hij is mijn liefde waardig!”

Reageren? welbeschouwd@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer