Politiek

Dölle: Overheid krijgt minder invloed, maar wel meer taken

GRONINGEN – Een opmerkelijke paradox constateerde oud-CDA-senator Dölle onlangs. De nationale politiek heeft het steeds minder voor het zeggen, maar tegelijkertijd doen mensen steeds vaker een beroep op Den Haag. „Zo’n overheid knalt uit elkaar.”

Kees de Groot
5 August 2011 22:05Gewijzigd op 14 November 2020 16:05
Foto ANP
Foto ANP

Negen weken lang vergadert het parlement niet tijdens deze zomervakantie. Zouden we langer zonder politici kunnen? „Nee”, meent de Groningse prof. mr. A. H. M. Dölle. „Vroeger begon het parlementaire jaar pas weer op de derde dinsdag in september, maar in deze moderne tijd kan dat eigenlijk niet meer. We hebben nu in feite een permanent parlement. Er speelt ook constant iets. Neem bijvoorbeeld de problemen in Griekenland.”

Op het Christelijk Conservatief Congres in Apeldoorn eind juni constateerde Dölle dat het speelveld van de nationale politiek „behoorlijk is ingeperkt.” De oud-senator maakte in zijn tijd in Den Haag (1999-2011) van dichtbij mee dat de zeggenschap naar zes kanten weglekt: naar Europa, andere internationale instituties, de rechter, de markt, lagere overheden en naar burgers.

De overdracht van bevoegd­heden en soevereiniteit aan Brussel vindt volgens hem „gestaag en bijna onomkeerbaar” plaats. Via de achtereenvolgende verdragen van Maastricht, Nice en Lissabon bijvoorbeeld, waarbij de lidstaten steeds meer vetorechten opgaven. En door Europese richtlijnen, verordeningen en andere Europese besluitvorming. Het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg ten slotte „trimt met zijn arresten de 27 nationale rechtsordes in één mal.”

Door zich te binden aan internationale verdragen en samen te werken met andere landen in organisaties zoals de VN verliest de nationale politiek eveneens zeggenschap.

„Uit arren moede” laat Den Haag het daarnaast steeds vaker aan de rechter over om lastige knopen door te hakken. In het verleden bepaalde die –bij ontstentenis van politiek ingrijpen– de grenzen op het terrein van abortus, euthanasie en het stakingsrecht. Tegenwoordig moet de rechter maar uitmaken in hoeverre grondrechten niet alleen gelden in de relatie tussen overheid en burger, maar ook tussen burgers onderling.

„Politici komen er soms gewoon niet uit”, constateert Dölle. „De rechter mag geen recht weigeren, die moet een uitspraak doen als mensen daar om vragen.”

Aan de markt, ten vierde, heeft de politiek sinds eind jaren tachtig, begin jaren negentig van de vorige eeuw bewust steeds taken meer overgedragen. Allerlei diensten, zoals de nutsbedrijven en de nationale spoorwegen, werden geprivatiseerd. Die trend zet nog steeds door, onder meer op het terrein van de zorg.

Recent heeft de nationale overheid ook weer taken en bevoegdheden doorgeschoven naar gemeenten en provincies, zoals de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning en het natuurbeheer.

Op gemeentelijk niveau –maar als het aan bijvoorbeeld D66 en GroenLinks ligt, gebeurt dat straks ook op nationaal niveau– lekt zeggenschap van de overheid weg naar de bevolking via referenda. Daar worden beslissingen steeds vaker aan burgers overgelaten.

Draak

De steeds sneller verlopende Europese integratie en juridisering van de samenleving ziet Dölle als belangrijke oorzaken voor de teruglopende invloed van de nationale politiek. Deze ontwikkeling komt de elite, beheerst door een toenemende „angst voor het irrationele, het ontembare, de vuurspuwende draak van het populisme”, misschien nog wel goed uit ook. „Die vindt het prima als verantwoordelijkheden elders naartoe worden verschoven en hij zijn vingers er niet mee aan hoeft te branden.”

De kiezers zijn massaal op drift geraakt, het vertrouwen in politieke instituties neemt af. De onrust neemt toe. Die zaken hebben volgens Dölle „uiteraard” te maken met het postmoderne, perspectiefarme leven, de secularisering. „De band met een religie of levensbeschouwing is over het algemeen behoorlijk minder geworden.”

Ondanks het afnemende vertrouwen in de politiek doet de samenleving er tegelijkertijd een steeds groter beroep op. „We verwachten meer van de overheid dan ooit. Dat gaat ongelooflijk ver, zoals vicevoorzitter Tjeenk Willink van de Raad van State eens terecht constateerde.”

Naast de klassieke overheidstaken zoals de landsverdediging –„bedoeld om de mensen een stil en gerust leven te laten leiden”– zijn er vele bijgekomen. Zoals het tegengaan van radicalisering en overgewicht, het oplossen van problemen met hangjongeren, het mogelijk maken van kinderopvang. En het via het onderwijs voorlichten van kinderen over het verkeer, Europa, seksualiteit, rolpatronen, andere culturen, de gevaren van loverboys, de consequenties van roken en het omgaan met de media. Enzovoorts, enzovoorts.

Frustratie

Allerlei zaken die voorheen in gezins- en familieverband werden opgepakt, worden naar de overheid geschoven. „Die knalt daardoor uit elkaar”, vreest Dölle. „Het is onmogelijk om al die taken goed uit te voeren. Wat vervolgens weer leidt tot teleurstelling in en frustratie over de politiek.”

Als oorzaak voor het groeiende beroep op de overheid noemt Dölle de individualisering sinds de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. „Als je inzet voornamelijk is gericht op zelfontplooiing, kun je allerlei andere dingen niet meer doen. Zoals het verzorgen van kinderen, ouderen en zieken, op straat een oogje in het zeil houden en meedoen in verenigingen.” Daar moet de staat dan voor opdraaien, als de enige „mastodont” die nog overeind staat waar andere structuren zijn weggevallen.

In een verstedelijkt land met 17 miljoen inwoners is het volgens Dölle deels onvermijdelijk dat de overheid meer taken naar zich toetrekt. „Je kunt niet zomaar hele groepen mensen aan hun lot overlaten die de gevolgen ondervinden van ontwrichting in de maatschappij.” Op het terrein van onder meer de sociale zekerheid, justitie en de inrichting van het land moet de nationale politiek leidend blijven.

Toch vindt hij dat de eigen verantwoordelijkheid van mensen „soms al te gemakkelijk terzijde wordt geschoven.” Wat de oud-politicus –die zichzelf als gematigd conservatief omschrijft– betreft, zou het minder vanzelfsprekend moeten zijn dat de overheid in de gaten springt die anderen openlaten. De aandacht zou moeten uitgaan naar herstel van de maatschappelijke verbanden, zodat die hun oorspronkelijke taken weer op zich kunnen nemen.

Zeker waar het gaat om persoonsvorming, de overdracht van waarden en de inrichting van het onderwijs moet de overheid niet te snel worden ingeschakeld, meent Dölle. Want waar de politiek een rol krijgt, wil zij ook meer zeggenschap krijgen. „De Franse politiek filosoof Alexis de Tocqueville waarschuwde er in de negentiende eeuw al voor dat uitbreiding van de overheidsmacht uiteindelijk leidt tot een allesbeheersend patronaat en een zachte dictatuur van de staat.”

Gods dienares

Tegenover die trend wil Dölle het christelijke denken over de onderscheiden rol van overheid en de verbanden in de samenleving zetten. De gewezen senator meent dat daarvan veel te leren valt. „De overheid is Gods dienares”, citeert hij artikel 6 van het program van uitgangspunten van het CDA.

Die overheid heeft een beperkte taak, staat in artikel 5 van hetzelfde program. Namelijk het handhaven van de rechtsorde, een elementair basisniveau garanderen waarbinnen burgers en hun maatschappelijke verbanden hun verantwoordelijkheden kunnen waarmaken en scheidsrechter zijn wanneer er sprake is van botsende belangen.

Die overheid weet volgens Dölle waar haar grenzen liggen, welke ruimte ze moet geven aan burgers en hun maatschappelijke organisaties en waar ze moet optreden.

Met als doel, zoals het CDA-program in artikel 4 omschrijft, een bijdrage te leveren aan een samenleving waarin de Bijbelse gerechtigheid kan opbloeien. Een samenleving „die uiteindelijk een Godsgeschenk en vrucht van verzoening tussen God en mensen is.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer