Zondag van onschatbare waarde
Het Sociaal Cultureel Planbureau poneerde deze week in een rapport over de meerkeuzemaatschappij dat kerken en christelijke organisaties zich destijds onnodig druk hebben gemaakt over de verruiming van de winkeltijden. Maar het SCP zit er precies naast, vindt P. Schalk.
Wij leven in een meerkeuzemaatschappij. Althans, zo kenschetst het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) de Nederlandse samenleving in een dinsdag verschenen rapport. Een rapport dat weliswaar stevig analyseert, maar dat in de conclusies vaak net langs de ethische dimensie scheert.
Bij alle onderzochte facetten van het keuzeaanbod is dat op de een of andere manier bijna voelbaar. Of het nu gaat over tijdsbesteding of over thuiswerken, over participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt of over opvang van kinderen, over verruiming van winkeltijden door de week of op zondag - steeds kruipt datzelfde gevoel naar boven: net mis! Het zijn immers thema’s met een ethische lading. Die zijn niet alleen in cijfers te vangen en klinisch te analyseren. Bij deze onderwerpen gaat het niet alleen om het hoofd, maar ook en vooral om het hart.
Dat blijkt bijvoorbeeld bij het thema 24-uurseconomie en zondagsarbeid. De geschiedenis is bekend. Bij het aantreden van Paars I werd de toon gezet: winkels moesten meer open, zowel door de week als op zondag. Uiteindelijk werd besloten dat winkels zes dagen per week van ’s morgens 6 tot ’s avonds 10 uur geopend mogen zijn, en in de nachtelijke uren als het gemeentebestuur toestemming geeft. Verder mag elke gemeente twaalf koopzondagen aanwijzen, en in toeristische gebieden mogen de winkels alle zondagen open zijn.
Nodig?
Waarom was die verruiming ook al weer zo noodzakelijk? Volgens Paars was zij hard nodig „om moderne arbeids- en leefpatronen niet in de weg te staan.” De toenmalige minister van Economische Zaken, Wijers (D66), vond dat we moesten ophouden met betuttelen, omdat ieder wel in staat zou zijn om zijn eigen keuzes te maken. Niemand zou worden gedwongen om open te zijn, maar we moesten ook niemand dwingen zijn zaak op zondag te sluiten. En zo veranderde de Winkelsluitingswet in de Winkeltijdenwet.
Het SCP-onderzoek laat zien wat de bevolking van deze meerkeuzesamenleving vindt. Daarbij plaatst het SCP de kanttekening dat de ophef die onder andere kerken, christelijke partijen en maatschappelijke organisaties over de Winkeltijdenwet maakten, moet worden gerelativeerd.
Of die conclusie juist is, valt nog te bezien. Het is maar net hoe je het bekijkt. Enkele voorbeelden illustreren dat.
Uit de cijfers blijkt dat de grote meerderheid geen behoefte heeft aan verdere verruiming van de openingstijden. Over de zondagsopenstelling blijven de meningen verdeeld. Een kwart van de bevolking vindt het prima, 50 procent staat er neutraal tegenover, en het laatste kwart is tegenstander. Is daar geen ophef over nodig? Uit die cijfers kan worden geconcludeerd dat voor slechts 25 procent van de bevolking een dergelijke ingrijpende maatregel is doorgeduwd.
De neutrale burgers en de tegenstanders (samen 75 procent) zijn geconfronteerd met verregaande maatregelen. Voor veel plaatsen geldt het inmiddels als normaal dat er maandelijks een koopzondag is. De consequenties van die openstelling gaan heel ver en zijn ook voelbaar in andere sectoren. Bij openstelling van winkels op zondag is er immers extra politie op straat, de aan- en afvoer van goederen moet doorgaan, en de aanzuigende werking naar dienstverlenende bedrijven is merkbaar.
Bovendien heeft het SCP geen aandacht besteed aan jonge mensen die in de betreffende sectoren naar een baan solliciteren en die op achterstand staan als ze niet op zondag willen werken.
Denkfout
Een ander voorbeeld is de 24-uurseconomie. Volgens het SCP is daar nog geen sprake van, omdat er vergeleken met zo’n dertig jaar geleden niet meer gewerkt wordt buiten kantooruren.
Het SCP maakt hier echter precies dezelfde denkfout als destijds de werkgeversorganisaties, door te ’vergeten’ dat de verregaande automatisering heel veel zondagsarbeid minder noodzakelijk heeft gemaakt. Op dit punt was een daling dus heel aannemelijk geweest. Nu het percentage niet is gedaald, kan de conclusie worden getrokken dat er juist veel niet-noodzakelijke zondagsarbeid is ontstaan.
Daar komt nog bij dat door het samenspel van diverse wetten aan alle randvoorwaarden is voldaan om op elk gewenst moment 24 uur per dag 7 dagen per week aan de slag te gaan in heel veel sectoren. Tijdens de huidige economische recessie wordt daar geen gebruik van gemaakt, maar als het economische tij keert, kan elk scenario gaan draaien.
Ten slotte is er nog een opmerkelijke conclusie uit het SCP-rapport te halen. Uit de cijfers blijkt namelijk dat de gehaaste moderne tweeverdiener de verruiming van de winkeltijden in de week gebruikt als runshopper (haastige boodschapper) en dat de zondag erg in is bij de funshopper (pretboodschapper).
Het SCP geeft onvoldoende aandacht aan degenen die de dupe zijn van het hele gebeuren. Vooral de zelfstandige winkeliers worden zwaar getroffen: in hun sociale leven als ze hun winkels open zetten, en in hun portemonnee als ze besluiten dicht te blijven. Zowel de zelfstandigen als de werkgevers en werknemers in de branche moeten op alle mogelijke momenten klaar staan voor de jakkerende burger of voor de individualist, die op elk gewenst moment alles moet kunnen doen waar hij zin in heeft. Daar heb je de moderne individualist, rusteloos als runshopper op zoek naar het grote geluk van de funshopper.
Wat een verschil met de mens die zijn weg mag gaan in afhankelijkheid van de Heere, Die ons een heilzame rustdag heeft gegeven, en in Wie de echte rust en het ware geluk te vinden zijn.
De auteur is directeur van de RMU.