Economie

Verdeeldheid over zondagsopenstelling

Nederlanders zijn nog steeds erg verdeeld over de zondagsopenstelling van winkels. Een kwart van de bevolking is ertegen dat de winkels op de eerste dag van de week open zijn, terwijl een kwart ervoor is en de helft zich neutraal opstelt. Opvallend is dat de helft van de tegenstanders alleen niet-religieuze motieven heeft.

Redactie economie
17 June 2003 10:47Gewijzigd op 14 November 2020 00:23

Dat blijkt uit het dinsdagmorgen verschenen onderzoek ”De Meerkeuzemaatschappij” van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). In het onderzoek, waaraan 1800 mensen hebben meegedaan, wordt ingegaan op de manier waarop de Nederlander zijn tijd besteedt en op de toegankelijkheid van private en publieke voorzieningen.

Uit het onderzoek blijkt dat de per 1 juni 1996 ingevoerde Winkeltijdenwet nog steeds omstreden is. Slechts een kwart van de bevolking vindt het goed en wenselijk dat de winkels ’s zondags open zijn. Van de tegenstanders is een kwart om religieuze redenen tegen, terwijl een kwart zowel religieuze als niet-religieuze motieven heeft. De helft van de tegenstanders noemt echter uitsluitend niet-religieuze bezwaren. Welke dat zijn, heeft het SCP niet onderzocht.

Overigens blijkt dat 87 procent van de mensen die op zondag winkelen dit vooral doen als ”funshoppen”, dus als vorm van vrijetijdsbesteding. Hoewel in 2000 nog 80 procent van de winkels en andere diensten om 18.00 uur de deuren sloot, is de behoefte aan een verdere verruiming van de openingstijden niet groot. Voorzover er hiervoor nog belangstelling is, gaat het niet om winkels, maar om onder andere banken, het gemeentehuis en het postkantoor. Slechts 16 procent van de bevolking zou dat willen. Het gaat daarbij vooral om jongeren en hoger opgeleiden.

Het Sociaal en Cultureel Planbureau stelt dat er in Nederland van een 24-uurseconomie nog geen sprake is. Het meeste werk wordt al sinds 1975 -toen het SCP met het vijfjaarlijkse tijdsbestedingsonderzoek begon- tijdens de normale kantooruren verricht. Het aandeel werk buiten kantooruren en werkdagen schommelde tussen 1975 en 2000 steeds rond de 14 procent.

De onderzoekers vinden dat de ophef in onder andere de kerken en de kleine christelijke partijen over de 24-uurseconomie daarom moet worden gerelativeerd. Dat geldt volgens hen nog meer als naar de situatie in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw wordt gekeken. Toen lag het werken buiten kantooruren op een aanmerkelijk hoger niveau, omdat veel mensen in ploegendienst en in de landbouw werkten.

Het percentage werknemers dat thuis werk verricht, is tussen 1975 en 2000 wel gegroeid, van 15 naar 23 procent; maar voor 39 procent vindt dit thuiswerk in de avonduren plaats. Thuiswerk is dan ook nog steeds vooral overwerk, concludeert het SCP.

Werknemers hechten veel belang aan zeggenschap over de tijden waarop ze werken. Ze vinden dat zelfs belangrijker dan de mogelijkheid om meer of minder te kunnen werken. Hoogopgeleide mannen blijken beduidend meer zeggenschap te hebben over hun arbeidstijd dan laagopgeleide vrouwen.

Wat betreft huishoudelijk werk is er volgens het SCP-onderzoek sprake van een verschuiving. Vooral door de opkomst van het tweeverdienershuishouden wordt een wat groter deel van dit werk ’s avonds en in de weekeinden uitgevoerd.

Het gemiddeld aantal uren dat vrouwen per week werken is tussen 1975 en 2000 meer dan verdubbeld. Mannen gingen in diezelfde periode niet korter werken. De hoeveelheid vrije tijd van de Nederlandse bevolking nam daardoor per saldo af. Nederlanders hebben het dus drukker gekregen. Het percentage van de bevolking dat arbeids- en zorgtaken combineert, is dan ook gegroeid van 14 tot 34 procent. Overigens doet de vrouw nog steeds tweemaal zo veel in het huishouden als de man.

Ouders met kinderen tussen de 4 en de 12 jaar maken nog niet op ruime schaal gebruik van buitenschoolse opvang. Tussenschoolse opvang (overblijven) is wel ingeburgerd. Ook van opvangmogelijkheden voor kinderen tussen de nul en drie jaar wordt in toenemende mate gebruik gemaakt.

Gemiddeld 44 procent van de burgers is niet tevreden over de informatievoorziening over verschillende publieke en private diensten. Vooral over het aanvragen van bouwvergunningen en nutsvoorzieningen en over de communicatie met internetproviders heerst onvrede.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer