Insecten: lastige én leuke dieren
Serieus onderzoek kan leuk zijn en iedereen kan eraan mee doen, dachten insectenwetenschappers van Wageningen Universiteit. Voor hun onderzoek naar de kleine dieren maken ze dankbaar gebruik van amateuronderzoekers. De specialisten geven vandaag een kijkje in de keuken tijdens INSECTENexperience in Ede.
Favoriete muggenplekjes
Muggen vallen zonder twijfel onder de insecten die mensen liever niet zien. Of horen, want met hun gezoem verstoren ze menigeen de nachtrust. Minstens zo vervelend zijn de jeukende bulten die ze achterlaten.
Om beter zicht te krijgen op de muggenbroedplaatsen die mensen rond hun huis hebben –stilstaand water– hielden Wageningse onderzoekers een enquête. Ze werkten daarvoor samen met het radio- en tv-programma Vroege Vogels.
De eerste 1000 reacties zijn inmiddels verwerkt, kan Sander Koenraadt van het Laboratorium voor Entomologie melden bij de start van de INSECTENexperience bij CineMec in Ede. Uit analyse van de antwoorden blijkt dat een huishouden gemiddeld vier waterrijke plekjes in de tuin of op het balkon heeft waar muggen hun eitjes kunnen leggen: een met water gevulde regenton, vijver, vogelbadje, verstopte dakgoot, emmer, gieter of een sloot bij het huis.
Daarbij gaf 40 procent van de ondervraagden aan dat ze dit seizoen al waren gestoken door een mug. Dit ondanks het feit dat het droge weer van de afgelopen weken de prikkende insecten geen goed doet.
Een vraag die velen zich wel eens zullen hebben gesteld, is waarom de een wel en de ander nauwelijks door muggen wordt gestoken. Tijdens INSECTexperience komen kinderen dát niet te weten. Wel kunnen ze vuile sokken meenemen, van henzelf, vader, moeder, vriendje of vriendinnetje, om te testen welke geur muggen het lekkerst vinden en wie dus het meest zal worden gebeten. De sokken moeten natuurlijk lekker ‘ruiken’. Het advies is dan ook: houd je sokken minstens 24 uur aan.
Sluipwesp op z’n snuit
Met een ultrasnelle camera ontdekken onderzoekers onverwachte kanten van vogels en insecten.
Tijdens de INSECTENexperience toonden de ”Vliegkunstenaars”, zoals het Wageningse team zich noemt, voor het eerst hoe een minuscuul kleine sluipwesp vliegt. Nog niet eerder werd het vlieggedrag vastgelegd van Trichogrammasluipwespen, met 0,7 tot 1,5 millimeter spanwijdte de kleinste vliegende insecten die in het lab worden gekweekt. De beestjes worden in de landbouw ingezet ter bestrijding van schadelijke rupsen.
De camera filmt met 22.000 beelden per seconde, bijna 900 maal de snelheid waarmee een televisie beelden toont.
Over grote afstanden lift de sluipwesp mee met grotere insecten zoals vlinders, maar hoe ze zelf vliegen om ‘op te stappen’ had tot nu toe niemand kunnen waarnemen, vertelt onderzoeker Jan Wouter Kruyt.
De highspeedbeelden tonen hoe de sluipwesp opvliegt, rondfladdert en landt – de ene keer op zijn pootjes, de andere keer op zijn snuit.
Met prijzengeld dat ze vorig jaar wonnen, konden de Vliegkunstenaars bovendien vijftig hogesnelheidscamera’s aanschaffen. Daarmee sturen ze nu natuurliefhebbers, kunstenaars en hobbyfotografen op pad om „alles wat vliegt” in het veld te filmen: vogels, vleermuizen, insecten en naar beneden cirkelende helikopterzaden.
Veel besmette teken
Nergens in Nederland zijn teken vrij van de ziekteverwekkende borreliabacterie. Als mensen zich na een bezoek aan het bos consequent zouden controleren op teken, zou het aantal gevallen van de ziekte van Lyme dan ook veel lager zijn, verwacht de Wageningse insectenexpert Willem Takken.
De borreliabacterie, die de teek van veldmuizen oppikt, komt mee in het speeksel dat het insect de huid in spuit. „Hij wordt de eerste 24 uur nog niet overgedragen. Zo lang doet de teek erover om door de huid heen te dringen en zijn speekselpomp op gang te brengen.”
Gemiddeld 15 procent van de Nederlandse teken blijkt besmet. Toch kan dat aandeel per plaats sterk verschillen, en per seizoen. „Er zijn uitschieters met een gemiddelde van 30 procent, maar ook wel van 8 procent. Op meerdere locaties hebben we wel eens 60 procent besmette teken aangetroffen. Dat wisselt sterk in de loop van het jaar.”
De gemeten percentages liggen, opvallend genoeg, hoger dan in de ons omringende landen, waar gemiddeld 10 procent van de teken de bacterie bij zich draagt. Als mogelijke oorzaak noemt Takken het natuurherstel in Nederland in de afgelopen jaren. „Door de verbinding van natuurgebieden kunnen besmette muizen en teken zich gemakkelijker verspreiden.” Daarnaast denkt hij dat de geleidelijke stijging van de temperatuur een rol speelt.
Het seizoen waarin teken actief zijn loopt van mei tot september. „Toch kun je in een warme winter ook in december of januari gebeten worden”, weet Takken.
Voor ieder die het bos in trekt, heeft hij het volgende advies: „Doe geen korte broek aan. Stop broekspijpen in de sokken en spuit eventueel een antiteekmiddel op de broek.”