Gods economie
Rijkdom, daarover gaat het in de economie van de mens. Iedereen wil graag rijk zijn. Maar er gaat ook een bepaalde dwang van uit. ”Gij zult geld liefhebben boven alles”, is het eerste en hoogste gebod voor de economische huishouding van de moderne mens, en ”gij zult begeren” het laatste. Het onderhouden van deze geboden gaat de meeste mensen best wel gemakkelijk af.
In de Bijbel wordt ook over economie gesproken. De bekende vindplaats is Lukas 16’, waar het Griekse Woord ”oikonomia” vertaald is met rentmeesterschap. „En Hij zeide tot Zijn discipelen: daar was een zeker rijk mens, welke een rentmeester had; deze werd bij hem verklaagd als die zijn goederen doorbracht” (Lukas 16:1). De onrechtvaardige rentmeester verkwistte, volgens de kanttekeningen bij de Statenvertaling, de eigendommen van zijn heer. Concreet overtrad hij het oudtestamentische renteverbod en op die manier beroofde hij de rechtmatige eigenaar.
De mens is rentmeester, niets meer. „De aarde is des Heeren, mitsgaders haar volheid, de wereld en die daarin wonen” (Psalm 24:1). Maar ook niets minder. Bouwen en bewaren is een heilige opdracht, waarvoor de Bijbel duidelijke normen geeft die allemaal in het teken staan van ”gij zult God liefhebben boven alles”, het eerste en hoogste gebod, en ”gij zult niet begeren”, het laatste.
Het onderhouden van deze geboden gaat niemand goed af. Zelfs de allerheiligsten komen niet verder dan een klein beginsel van de nieuwe gehoorzaamheid. Rentmeesterschap stelt niet alleen een ideaal, maar het stelt een mens ook schuldig. „Ik had de begeerlijkheid niet geweten zonde te zijn, indien de wet niet zei: Gij zult niet begeren”, aldus de apostel Paulus in Romeinen 7. Wie het woord rentmeesterschap gemakkelijk in de mond neemt, doet er goed aan te bedenken dat het in de bekendste Bijbelse vindplaats om een onrechtvaardige rentmeester gaat.
Maar er is in de Bijbel nog een vindplaats voor het woord economie. En die zou veel bekender mogen zijn. Maar eerlijk gezegd kwam ik daar zelf ook pas vorig jaar achter, tot mijn schande en vreugde.
Het was de warmste dag van het jaar, en een lome middagstilte was over het Noordzeepark neergedaald. Met wat boeken had ik mij teruggetrokken in de schaduw van een grote boom. En al lezend was het alsof het bladerdek zich even opende en een lichtstraal viel op dat ene woord ”oikonomia” in Efeze 1:10. De Statenvertalers vertaalden het met ”bedeling” en in de kanttekeningen voegden zij daar het volgende aan toe: „Het Griekse woord betekent zulk een bedeling als een huishouder gebruikt in het regeren van zijn huis, tot elke zaak en nooddruft, de tijd, personen en wijzen van doen ordinerende.”
Paulus zingt in dit hoofdstuk op verhoogde toon de lof op de drie-enige God, Vader, Zoon en Heilige Geest, en over de genadegaven die aan de gemeente van Efeze als een verborgenheid bekend zijn gemaakt. „Om in de bedeling van de volheid van de tijden alles weer in Christus bijeen te brengen, zowel wat in de hemel als wat op de aarde is.” Hier klinkt het slotakkoord van Psalm 24: de Heere is Eigenaar van alles wat in de hemel en op de aarde is, en dwars door ons immer tekortschietend rentmeesterschap heen regeert God Zijn huishouding. Door ons economisch handelen zucht de gehele schepping, maar in het Koninkrijk van Christus verkrijgt de wereldeconomie haar voltooiing.
Rentmeesterschap komt alleen tot zijn bestemming als het in vreemdelingschap wordt beoefend. „Want ik houd het daarvoor, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden”, schrijft Paulus in Romeinen 8. „Want het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods. Op hoop, dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods.”
Onnaspeurlijke rijkdom, daarover gaat het in Gods economie.
De auteur is hoogleraar gezondheidseconomie aan de Universiteit van Tilburg. Reageren aan scribent? nietbijbroodalleen@refdag.nl.