Opinie

Praktische inslag maakt Engelstalige theologen aantrekkelijk

Waarom zijn Angelsaksische theologen zoals Tim Keller, John Piper en Rick Warren zo populair in Nederland? Prof. dr. Gijsbert van den Brink geeft een aantal antwoorden.

17 May 2011 08:58Gewijzigd op 14 November 2020 14:59Leestijd 5 minuten
Tim Keller. Foto The Gospel Coalition
Tim Keller. Foto The Gospel Coalition

De ontvankelijkheid onder christenen voor Angelsaksische, en met name Amerikaanse praktische schrijvers staat niet op zichzelf. Ze maakt deel uit van een veel bredere beweging, waarin de Amerikaanse cultuur dominant is. Er is enorm veel –rijp en groen, onschuldig en minder onschuldig– dat vanuit Amerika komt overwaaien, van popmuziek en hamburgerketens tot aan – ja, theologische lectuur.

Een meer praktische factor heeft te maken met de inrichting van het theologisch onderwijs. In de VS vindt dat grotendeels plaats aan seminaria die gefinancierd worden met privaat geld. Theologen die hieraan werkzaam zijn, kunnen en moeten daarom aandacht besteden aan hun achterban. Dat heeft behalve wat minder gunstige ook gunstige kanten. Zij moeten bijvoorbeeld zó schrijven dat het voor een breder publiek te volgen is en niet alleen voor vakgenoten.

Dat geldt eens temeer voor schrijvende predikanten, die nog veel meer van nabij weten hoezeer het van vitaal belang is dat de gemeente ”brood voor het hart” krijgt. Auteurs zoals John Piper en Tim Keller schrijven bijvoorbeeld helemaal vanuit hun verworteld-zijn in de gemeente. Nederlandse predikanten, die anders dan in de VS, waar verfijnde taakverdelingen bestaan, vaak ”alles moeten doen”, hebben daar eenvoudig de tijd niet voor.

Kijken we naar de theologen die doceren aan de predikantsopleidingen, dan staan die tegenwoordig voor de taak om op wetenschappelijk niveau te publiceren. Hun publicaties zijn daardoor vaak gericht op vakgenoten, en verschijnen bovendien bij voorkeur in internationale tijdschriften of bundels die slechts een zeer beperkte lezerskring hebben.

Gelukkig slagen Nederlandse theologen er ook nog wel eens in om iets te publiceren waar anderen wat aan hebben. Laat me in dit verband mogen wijzen op recente publicaties die op het welzijn van de gemeente gericht zijn van theologen als A. van de Beek, H. P. de Roest en S. Paas (ik noem zomaar wat namen). Dan blijkt echter dat we in Nederland nogal dicht op elkaar zitten en daardoor de neiging hebben elkaar in hokjes in te delen. Onderschrijft Van de Beek bijvoorbeeld niet de evolutietheorie, behoort De Roest niet tot een heel ander deel van de kerk, en waar staat Paas eigenlijk precies?

Bij Engelse en Amerikaanse auteurs hebben we daar minder last van. Die bevinden zich immers ver weg. Dat Tim Keller en Alister McGrath de evolutietheorie evenzeer onderschrijven, deert ons daardoor misschien wat minder. Kortom, in de voorkeur voor Angelsaksische auteurs speelt als ik het goed zie ook de sociaalpsychologische wet mee die zegt dat het gras ergens anders algauw groener lijkt.

Maar daarmee is natuurlijk niet alles gezegd. De theologische, en ongetwijfeld interessantste reden voor de hang naar Angelsaksische auteurs hangt ongetwijfeld samen met hun praktische inslag. De invloedrijksten onder hen (en daartoe behoren behalve de genoemden ook John Piper en Rick Warren) weten de boodschap van het Evangelie op frisse en aanstekelijke manieren te verbinden met het leven van elke dag. Zij doen dat op een manier die zeer betrokken is op de samenleving en het (post)moderne leven. Heel sterk is dit bijvoorbeeld het geval bij Tim Keller, en wel met de intentie geen water bij de wijn van het Evangelie te doen.

In Nederland staan we in een traditie waarin dat ook gebeurde, die van de Nadere Reformatie. ”Oude schrijvers” zoals Brakel, Van Lodenstein en anderen probeerden de leer van de Reformatie handen en voeten te geven door deze toe te spitsen op de praktijk van het christelijke leven. Er zijn zelfs structurele overeenkomsten met het werk van de hedendaagse Angelsaksische auteurs. Hun zogeheten kenmerkenprediking doet immers denken aan de stappenplannen die het werk van de ‘nieuwe schrijvers’ als Warren typeren. En in beide gevallen is er een sterk accent op levensheiliging waarneembaar.

Tegelijk is er een keerzijde. Het Amerikaanse christendom heeft namelijk veelal ook iets oppervlakkigs. Dat zit hem vooral daarin dat het werk van God vaak naadloos lijkt aan te sluiten bij de mogelijkheden en talenten die we als mens zelf al hebben. Natuurlijk streelt het ons om over die mogelijkheden van onszelf te lezen. Maar de vraag is of zodoende wel werkelijk recht gedaan wordt aan het Bijbelse gegeven dat we helemaal aangewezen zijn en blijven op de genade van God in Jezus Christus. Levensvernieuwing is niet dat wij steeds christelijker worden, maar dat Hij steeds belangrijker voor ons wordt. Daarom is het aan te bevelen om naast Keller, Piper en Warren ook Kohlbrugge, Bonhoeffer en Van de Beek te lezen.

De auteur is universitair docent dogmatiek aan de Vrije Universiteit en bijzonder hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond aan de Universiteit Leiden. Momenteel verblijft hij in de VS. Een uitgebreidere versie van dit artikel is verschenen in het meinummer van het Contactblad van de Gereformeerde Bond afdeling Amsterdam.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer