Doorbraak van PvdA na 65 jaar nog niet echt gelukt
De PvdA viert zaterdag, op de Dag van de Arbeid, haar 65-jarig bestaan. De partij werd ooit opgericht om het verzuilde politieke bestel te doorbreken, maar moet inmiddels alle zeilen bijzetten om haar eigen achterban vast te houden.
Partijvorming op godsdienstige basis was achterhaald, concludeerde tijdens de Tweede Wereldoorlog een groep bestuurders en intellectuelen die gevangenzat in Sint Michielsgestel. Na de Bevrijding richtte het gezelschap protestanten, rooms-katholieken, humanisten, vrijzinnigen en socialisten de Nederlandse Volksbeweging op. Hun samenwerking mondde uiteindelijk uit in de oprichting van de PvdA op 9 februari 1946.
De PvdA moest een progressieve partij worden die openstond voor mensen van alle geloven en overtuigingen. In het beginselprogram werd een „innig verband” tussen levensovertuiging en politiek geconstateerd. „De partij waardeert het ook als dit in de arbeid voor de partij tot uiting komt.”
Tot de nieuwe partij traden slechts enkele progressieve rooms-katholieken en protestanten (vooral hervormden, onder wie de vrijzinnige predikant W. Banning) toe. Verreweg de meeste kerkelijke kiezers keerden na de oorlog gewoon weer terug in de schoot van hun oude partij (ARP of CHU) of richtten een nieuwe, christelijke partij op (KVP). Omdat in 1948 na de oprichting van de VVD veel vrijzinnig democraten de PvdA alweer verlieten, kon de doorbraak in eerste instantie als mislukt worden beschouwd.
Een electorale doorbraak kwam er voor de PvdA pas bij de verkiezingen van 1967, 1971 en 1972, toen de christelijke partijen, met name de KVP, veel kiezers verloren als gevolg van de secularisatie.
Precies in diezelfde tijd werden de protestantse, rooms-katholieke en humanistische werkgemeenschappen in de PvdA opgeheven. Uit het beginselprogram verdween elke verwijzing naar levensbeschouwing.
Inspireren
In het huidige beginselprogramma, dat dateert uit 2005, kijkt de partij weer positiever aan tegen religie. „Sociaaldemocratische idealen binden en inspireren mensen met de meest uiteenlopende achtergronden en levensovertuigingen al meer dan een eeuw. De Partij van de Arbeid wil al deze mensen mobiliseren en een plek bieden van waaruit zij zich voor hun idealen in kunnen zetten, binnen en buiten de politiek, maar altijd langs democratische weg.”
Marleen Barth, voorzitter van de Banning Werkgemeenschap voor de PvdA, constateert in de PvdA een „veel grotere bereidheid” dan tien, vijftien jaar geleden om religie positief te benaderen en religieuze argumenten mee te wegen in het debat. „Af en toe merk ik bij mensen nog wel de reflex dat religie en sociaaldemocratie elkaar uitsluiten, maar de kramp rond religie is een stuk minder geworden.”
De Banning Werkgemeenschap heeft als doel bezinning op en verdieping van politieke theorie, visie en praktijk ten behoeve van de sociaaldemocratie in Nederland vanuit de christelijke geloofstraditie. Het is een „bloeiende club”, aldus de voorzitter. Op de bijeenkomsten komen volgens haar ook veel jongeren. „We zullen nooit de Amsterdam ArenA vol krijgen, maar daar zijn we ook niet op uit.”
Wel wil de vereniging de doorbraakgedachte „koesteren en onderhouden.” Dat lukt prima, meent ze. Barth constateert echter wel dat die gedachte bij nieuwe leden „niet de meest voorkomende motivatie is” om zich aan te sluiten bij de PvdA.
De PvdA oefent ook geen grote aantrekkingskracht uit op kiezers van christelijke partijen als CDA en ChristenUnie. Op SGP’ers al helemaal niet. Tussen de PvdA en de ChristenUnie is er wel enig grensverkeer, constateerde een ChristenUniecommissie onlangs. Bij de laatstgehouden Tweede Kamerverkiezingen kwamen 7200 stemmers van de PvdA naar de ChristenUnie. Omgekeerd vertrokken er van de ChristenUnie 15.100 kiezers naar de PvdA. Ter vergelijking: van het CDA kreeg de ChristenUnie er 27.000 stemmers bij, aan het CDA raakte de partij er 30.100 kwijt.
De meeste electorale verschuivingen bij de PvdA vinden niet plaats van en naar confessionele partijen, maar van en naar andere progressieve of linkse partijen als GroenLinks, D66 en SP. Gedurende haar bestaan kwamen er zelfs nog enkele partijen op godsdienstige grondslag bij, zoals GPV, RPF en EVP. De doorbraak in oorspronkelijke zin is ook 65 jaar na de oprichting van de PvdA dus nog steeds niet echt gelukt.
„De partij heeft alle energie en aandacht nodig om haar achterban ervan te overtuigen bij de PvdA te blijven”, stelt Barth. De PvdA heeft volgens haar simpelweg geen fut meer over om in te breken in de achterban van christelijke partijen.
Aanwas
De aanwas vanuit religieuze hoek kwam bij de PvdA de laatste decennia bij moslims vandaan. Die islamieten stemmen echter niet vanwege doorbraakideeën op de PvdA, maar vooral omdat die partij hun sociaaleconomische positie verbeterde en respect toonde voor hun cultuur. Bovendien komen de moslimstemmers niet uit een verzuilde politieke organisatie, zoals de christelijke PvdA-stemmers van vlak na de Tweede Wereldoorlog.
Voor moslims speelt hun religie geen grote rol bij hun politieke activiteiten, constateert secretaris Kees Waagmeester van Zingeving.net, dat onder meer het Trefpunt PvdA en levensovertuiging ondersteunt. Dat trefpunt telt 65 leden, van wie slechts 10 moslims. Erg actieve leden zijn het niet, want de meeste discussies binnen het trefpunt laten ze volgens Waagmeester aan zich voorbijgaan. „Ze schrikken ervoor terug om hun geloof in de politiek te laten meewegen. Ze vinden dat meer een privézaak.”
Onderzoek door Forum, instituut voor multiculturele ontwikkeling, wees vorig jaar uit dat de PvdA inmiddels minder aantrekkingskracht uitoefent op allochtone stemmers. Eerder kon de partij nog rekenen op gemiddeld 80 procent van de moslimstemmers in de grotere steden. Landelijk scoorde de PvdA de stemmen van 60 procent van de allochtonen. Dat laatste percentage daalde vorig jaar echter tot 40.
Zij verlieten de partij niet omdat de PvdA te weinig oog zou hebben voor religie en levensbeschouwing. Ze waren teleurgesteld in de integratienota van de PvdA. Ook begrepen ze niet waarom toenmalig PvdA-leider Bos vraagtekens zette bij de kwaliteit van allochtone raadsleden.
Misverstand
In de PvdA is, net als vlak na de oprichting, volgens Waagmeester een grote groep mensen die afwerend staan tegenover religie, of er simpelweg onbekend mee zijn. Vooral bij jonge mensen die de geschiedenis van de partij niet kennen, komt hij het misverstand tegen dat de scheiding tussen kerk en staat ook betekent dat geloof en politiek gescheiden moeten zijn. „Als Trefpunt moeten wij dat idee bestrijden.”
Zelfs bij Kamerleden komt hij een kennistekort tegen. „Onder invloed van de tijdgeest pleiten ze dan bijvoorbeeld voor afschaffing van grondwetsartikel 23 over de onderwijsvrijheid.” Krijgt hij de gelegenheid hen bij te praten, dan merkt hij dat ze er na afloop van het gesprek vaak wel genuanceerder over gaan denken.
De huidige PvdA-leider, Cohen, pleitte in 2006 voor een „omgekeerde doorbraak.” In het blad Socialisme & Democratie betoogde hij dat net na de oorlog christenen moesten worden overtuigd dat ze mét de PvdA dwars door de zuilen heen konden samenwerken aan een rechtvaardige en sociale samenleving. „Nu zouden seculieren binnen de partij, veruit in de meerderheid, ervan kunnen worden overtuigd dat je voor een morele herijking óók te rade kunt gaan bij die religies. Dat daarbij een samenwerking met gelovigen van verschillende denominaties kan lonen als het gaat om de realisering van de doeleinden van de sociaaldemocratie en om de vraagstukken het hoofd te kunnen bieden waar we met zijn allen voor staan.”
Wat de toenmalige burgemeester van Amsterdam betrof „kan de inspiratie die van een geloof uitgaat, een bron zijn bij het verwezenlijken van sociaaldemocratische doeleinden, zonder dat dat betekent dat je zelf gelovig bent of wordt.” Die inspiratiebron negeren, zou volgens hem een „verschraling” betekenen „en het missen van de maatschappelijke aansluiting.”
Dat opzienbarende pleidooi riep destijds veel reacties op. Veel navolging heeft het echter niet gekregen. Wat Waagmeester betreft is de oproep van Cohen nog steeds actueel. Volgens hem is het in de PvdA „geen vanzelfsprekende zaak” dat levensbeschouwelijke motieven van mensen worden erkend. „Ook mensen die zeggen niet te geloven, moeten zich bewust worden van hun beweegredenen. Zij baseren zich immers eveneens op bepaalde principes en uitgangspunten. Wanneer zij zich dat realiseren, krijg je een meer gelijkwaardig debat tussen seculieren en gelovigen in de partij.”