Wereld kan weinig beginnen tegen Libië
APELDOORN – In tal van landen wordt het volk onderdrukt, maar in Libië kunnen we meekijken. Dat maakt de westerse leiders al binnen enkele weken zenuwachtig en ze zinnen op actie. Toch kan de internationale gemeenschap maar weinig doen.
Alle media-aandacht voor vluchtende mensen plaatst overheden onder druk om iets te doen. De afgelopen week is er veel getelefoneerd tussen Europese en Amerikaanse hoofdsteden.
De VN-Veiligheidsraad kwam met een resolutie die voorziet in een reisverbod voor hoge ambtenaren, de bevriezing van tegoeden en een onderzoek door het Internationaal Strafhof (ICC).
De Europese Unie overweegt ook nog sancties, terwijl de VN-Mensenrechtenraad Libië heeft geschorst als lid.
Kenmerkend voor al deze maatregelen is dat ze niet direct het probleem raken, maar op zijn best een indirect effect hebben. Ingrijpen in Libië zelf –wat door de Amerikaanse minister Clinton dinsdag een „mogelijkheid” werd genoemd– is er gewoon niet bij. Tegen militaire actie binnen de grenzen van een land bestaat internationaalrechtelijk een hoge drempel. Denk maar even terug aan Irak in 2003.
Sommige regeringen bepleiten ook een vliegverbod boven Libië (een zogenaamde no-flyzone) om te voorkomen dat burgers vanuit de lucht beschoten worden. Dat zou al een maatregel zijn die de duimschroeven iets aandraait, maar hierbij liggen de Russen weer dwars.
Het ICC-onderzoek zou vergaande effecten kunnen hebben op de Libische regering, maar pas op langere termijn. Dan is de situatie mogelijk al weer helemaal veranderd.
Voorlopig blijft het dus bij ferme verklaringen, zoals die van EC-voorzitter Barroso woensdag toen hij Gaddafi’s optreden „totaal onaanvaardbaar” noemde.