Mozes en Aäron
„Gelooft u dat God Nederland weer een christenland, Neerlands overheid een christelijke overheid en Neerlands kerk een welingerichte kerk kan maken? Laat me het anders zeggen: gelooft u dat Hij het op Zijn eigen tijd en langs Zijn eigen weg doen zal? Nee, ook deze vraag is nog niet helemaal terzake: wenst u dat Hij dit doet? Zoudt u het als een zegen achten als Hij het deed? Bent u overtuigd dat wij verloren zijn als Hij het niet doet?”
Het is al meer dan een eeuw geleden dat ds. Ph. Jac. Hoedemaker deze woorden schreef aan jhr. mr. A. F. de Savornin Lohman. Hoedemaker was een hervormde dominee in Amsterdam. De ander een vooraanstaand protestants parlementariër. Al in hun dagen was Nederland geen christelijke, laat staan een gereformeerde, natie meer. Tot beider groot verdriet. Ze deelden hun heimwee naar vroeger dagen.
Nog afgezien van de vraag of Nederland überhaupt ooit een protestants land is geweest, waren er wel tijden dat kerk en overheid zich in redelijke saamhorigheid beijverden voor het welzijn van het gemenebest. In 1976 –hoe lang alweer geleden!– schreef ir. J. van der Graaf (toen nog geen dr.) een boekje over deze dingen. De potloodstrepen in mijn beduimelde exemplaar tonen aan hoezeer ik het toentertijd heb bestudeerd. Het gaat me nu om de titel: ”In de Mozes- en Aäronstraat”. Ontleend aan de bekende Amsterdamse straat tussen de Nieuwe Kerk en het stadhuis, inmiddels Koninklijk Paleis. De naam Mozes wijst naar het burgerlijk en de naam Aäron naar het kerkelijk gezag: stadhuis en kerk, de burgemeesters en de dominees.
De straat overgestoken
Van der Graaf: „Ze woonden dicht bij elkaar en konden elkaar gemakkelijk bereiken. En dat was nodig, gewoonlijk wekelijks en soms dagelijks. Hoe vaak zullen in de loop der jaren de afgevaardigden van de kerkenraad de straat zijn overgestoken, nu eens omdat hun was opgedragen de heren burgemeesters over iets aan te spreken, dan weer omdat ze op het stadhuis ontboden waren. Ook heel wat keren zijn de burgemeesters vanuit het torentje de straat gepasseerd op hun weg naar het consistorie.” Deze informatie is genomen uit de magnifieke studie van dr. R. B. Evenhuis, ”Ook dat was Amsterdam”. Ze geeft aan hoe in de 17e eeuw de contacten waren tussen de burgerlijke en de kerkelijke gezagsdragers.
Er is sindsdien veel veranderd. De kerk heeft haar stempel op de samenleving verloren. Het Woord van God legt nog maar nauwelijks enig beslag op het volksleven. Wat er nog van over is (bijvoorbeeld de bijzondere plaats van de zondag), zijn enkel wat restanten uit het verleden. En er wordt in onze seculiere maatschappij hard aan gewerkt om ook die te verwijderen. Toch kan ik melden dat ook nu nog overheidsdienaren en kerkelijke dienaren elkaar niet helemaal uit het oog hebben verloren. Positiever nog: er zijn plaatsen waar burgemeesters en dominees elkaar regelmatig in de ogen zien. En het oor bij elkaar te luisteren leggen.
Ik kan me voorstellen dat dat gebeurt in een aantal Zeeuwse en Veluwse dorpen, om maar iets te noemen. Daarnaast in christelijke gemeenschappen zoals Rijssen en Staphorst. En natuurlijk in Urk. In plaatsen als deze zijn de burgerlijke en de kerkelijke samenleving nog steeds min of meer verstrengeld. Hoe heel anders is dat in onze totaal geseculariseerde Randstad. Toch kan ik aan de genoemde rij gemeenten ook de naam van de stad Dordrecht, behorend tot die Randstad, toevoegen.
Ninevé
Dordrecht telt evenveel inwoners als destijds Ninevé: 120.000. In meer opzichten dan alleen het zielental zou een vergelijking getrokken kunnen worden. Ook hier geldt het dat velen geen onderscheid weten tussen hun rechter- en hun linkerhand. Tevens dat de slechtheid is opgeklommen tot Gods aangezicht. De prediking van Jona en de uitvoering ervan zou ook in onze stad, met zijn zegenrijke historie, niet onverdiend zijn. Van dat oordeel geldt overigens dat het begint bij het huis van God.
Maar ik wil ook nog iets anders zeggen. Er is in Dordrecht een goede traditie in de verstandhouding tussen het stadhuis en de kerken. Van die kerken behoort een flink aantal tot wat we noemen de gereformeerde gezindte. Sedert een klein jaar hebben we in de persoon van A. A. M. Brok een nieuwe burgemeester. De vorig jaar gepensioneerde burgemeester, R. J. G. Bandell, heeft veel betekend voor de band tussen de burgerlijke gemeente en de kerken. Bij zijn afscheid zijn daarover terecht goede dingen gezegd. Inmiddels ben ik er persoonlijk getuige van dat zijn opvolger deze lijn, overigens op eigen wijze, voortzet. Regelmatig zijn er gesprekken tussen de burgemeester en de dienaren van het Woord. Daarin hoeft een beroep op het gezaghebbende Woord van God niet te ontbreken.
Gods dienares
De overheid is Gods dienares, ons ten goede gegeven. Haar daaraan te herinneren, gepaard met het gebed voor allen „die in hoogheid zijn gezeten”, is roeping en gave. Opdat in stad en land eer zal wonen.
Reageren aan scribent? welbeschouwd@refdag.nl