De grote meerderheid van de voorstanders van de oorlog zegt de coalitiestrijdmacht te zullen blijven steunen als die geen aanwijzingen zou vinden voor de beschuldiging dat Irak over massavernietigingswapens beschikt, terwijl dat voor de Amerikaanse regering toch de voornaamste reden was om de oorlog te beginnen.

De helft van de 745 ondervraagden vindt dat niet de Verenigde Staten maar de Verenigde Naties de wederopbouw van het naoorlogse Irak moeten gaan leiden.

Iets meer dan de helft van de ondervraagden is van mening dat het militaire optreden van de VS in Irak zal helpen om van het Midden-Oosten een stabiele regio te maken; 62 procent is het eens met de stelling dat de oorlog de wereld veiliger maakt.

Over de vraag of ook Syrië moet worden aangevallen zijn de meningen verdeeld: 42 procent vindt van wel, 46 procent van niet. Minister van Defensie Donald Rumsfeld beschuldigt Syrië ervan het Iraakse leger aan materieel te helpen.

Over Iran bestaat iets meer overeenstemming: 50 procent vindt dat dat land moet worden aangevallen als het blijft werken aan de ontwikkeling van kernwapens, 36 procent vindt van niet.

Voor 52 procent van de ondervraagden spelen Amerikaanse verliezen aan het front geen belangrijke rol. Zij blijven achter de oorlog staan ook al vallen er meer dan 1000 Amerikaanse slachtoffers. Bij slechts 17 procent houdt bij 500 Amerikaanse slachtoffers het enthousiasme voor de oorlogen op.

De peilingen lijken een opsteker voor de regeringspolitiek, maar volgens de krant kan Bush niet op zijn lauweren rusten. De steun aan de president is gestegen tot een hoogste percentage sinds afgelopen zomer, 68 procent, maar dat is beneden verwachting. Zijn vader kreeg als staatshoofd in 1991 tijdens de toenmalige oorlog in Irak scores van 85 procent.

Bovendien blijkt uit gesprekken met de deelnemers aan de opiniepeiling een zeer grote bezorgdheid over de Amerikaanse economie en over de capaciteiten van Bush om die zorgen weg te nemen.