Tijd van bezinning voor christenen
Door het verlies van ChristenUnie en SGP hebben de christelijke partijen in de Tweede Kamer, ondanks de winst van het CDA, niet langer de macht om grondwetswijzigingen tegen te houden. Dat feit zou de reformatorische gezindte moeten dwingen tot grondige bezinning op haar politieke tactiek en strategie, vindt dr. Bart Jan Spruyt. Niet alleen meer kijken naar de machtsfactor, maar vooral ook naar nieuwe wegen om goede ideeën om te zetten in invloed, is zijn pleidooi.
Het vreemde aan de verkiezingen van woensdag is dat eigenlijk geen één partij echt reden heeft tot diepe vreugde. Het CDA wist de winst van mei vorig jaar te consolideren, zelfs nog een zeteltje te winnen, en daarmee de grootste partij te blijven. Maar wat Balkenende van de kiezers had gevraagd, kreeg hij niet: een ruim mandaat om samen met de VVD verder te regeren en het strategisch akkoord uit te voeren. De VVD had al helemaal geen reden tot vreugde. Van de veertien zetels die de partij in mei 2002 verloor, won zij er slechts vier terug. En de LPF zag haar aanhang slinken van 26 naar acht zetels.
De ongekende winst die de SP vorige maand kreeg voorgespiegeld, bleef volledig uit. GroenLinks deed zijn best opgelucht te reageren omdat het verlies tot twee zetels beperkt bleef. D66 verloor opnieuw een zetel en kwam uit op zes (in 1994 waren dat er nog 24). De PvdA herstelde zich spectaculair. Van de 22 zetels die de sociaal-democraten vorig jaar verloren, wonnen zij er negentien terug. Maar dat was te weinig voor de overwinning. Betrouwbare bronnen meldden dat de partijtop in de nacht van woensdag op donderdag tot drie uur in mineur bijeen was in een Amsterdams café. De uitslag was mooi, maar de kans is groot dat de winst niets oplevert. Er gaan binnen de partij zelfs al stemmen op om voorlopig maar voor de oppositie te kiezen. Het noodzakelijke proces van partijvernieuwing is immers nog niet eens op gang gekomen.
Van acht naar vijf
Stille treurnis ook bij de kleine christelijke fracties. Het experiment van de ChristenUnie is vooralsnog geen succes gebleken. Van de droom die de partij vorig jaar nog in zijn greep had -een groei naar minimaal zeven à acht zetels en deelname aan een centrumlinks kabinet- is niets meer over. De ChristenUnie kwam helaas uit op slechts drie zetels, en zag opnieuw een ervaren kamerlid het veld ruimen. Na Van Middelkoop in mei vorig jaar, was het nu ombudsman Van Dijke die het slachtoffer werd van ’femme fatale’ Tineke Huizinga-Heringa.
Bij de SGP leefde opnieuw de hoop dat de partij de derde zetel die zij vorig jaar verloor, terug zou kunnen winnen. Maar de vervulling van die hoop bleef spijtig genoeg uit, zodat Van der Vlies en Van der Staaij gewoon weer samen verder moeten.
De verliezen bij beide partijen zijn niet gering. Zelf had ik het voorrecht de uitslagenavond onder SGP’ers in het gebouw van de Tweede Kamer te mogen doorbrengen. Op een groot scherm werden in de loop van de avond de uitslagen per gemeente zichtbaar. En die gaven vrijwel steeds hetzelfde beeld te zien: overal enkele tientallen stemmen verlies. In totaal leidde dat tot een achteruitgang van ruim 13.000 stemmen (van 163.562 naar 150.260). De ChristenUnie verloor vrijwel overal een paar honderd stemmen, en dat leidde in totaal tot een teruggang van 283.317 stemmen in 1998, via 240.953 in mei 2002 tot 204.324 stemmen nu: een verlies van bijna 80.000 stemmen in vijf jaar tijd. Hadden ChristenUnie en SGP vorig jaar nog acht vertegenwoordigers in de Kamer, nu zijn dat er nog maar vijf. De rest is uitgeweken, vooral naar het CDA.
Overloop en vervlakking
Over dat ’overlopen’ zou veel te zeggen zijn. Het laat in ieder geval zien dat voor een niet te verwaarlozen deel van de traditionele achterban van ChristenUnie en SGP de machtsvraag belangrijker is geworden dan het principe. Tegelijkertijd -en dat is het opmerkelijke- is die overloop geen teken van algehele vervlakking. Vroeger was een stem voor het CDA van iemand uit de reformatorische gezindte vaak het (stiekeme) sluitstuk van een lang proces van ’ontworteling’. Nu leert de ervaring dat mensen voor het CDA kiezen, maar die politieke keuze combineren met een bewuste verworteling in de theologische traditie van de Reformatie. Dat is op z’n minst een opmerkelijk gegeven, en iets waar de reformatorische gezindte over na zou moeten denken.
Maar misschien is het nog belangrijker om met elkaar nog iets anders vast te stellen. Een eenvoudige rekensom leert dat CDA, ChristenUnie en SGP samen op 49 zetels uitkomen: één zetel te weinig om een grondwetswijziging (bijvoorbeeld op het gebied van de vrijheid van onderwijs) tegen te houden. En dat terwijl die vrijheid -en andere rechten en vrijheden, naar Van der Vlies een week geleden in een interview met deze krant zei te vrezen- waarschijnlijk hoog op de politieke agenda komt te staan. Dit feit en de gestage teloorgang van de numerieke macht van ChristenUnie en SGP zou ons tot bezinning moeten nopen. Als ChristenUnie en SGP -zo zij dat ooit al werkelijk zijn geweest- steeds minder een machtsfactor worden aan het Binnenhof, dan dringt de vraag zich op of reformatorische christenen er niet goed aan zouden doen met elkaar na te denken over nieuwe vormen van politieke activiteit. Niet als vervanging van hun parlementaire werk, maar als tactische en strategische aanvulling daarop. Door niet zozeer naar versterking van de machtspositie in Den Haag te streven, maar naar uitgekiende manieren om ideeën om te zetten in invloed. Dat is heel wat anders, maar kan minstens zo effectief zijn.
Handen ineenslaan
Ik denk dan vooral aan de mogelijkheid -of beter: de urgentie- om, veel meer dan tot nog toe gebeurt, buitenparlementaire coalities te sluiten bij de discussie over tal van actuele kwesties. Tijdens de behandeling van de beruchte euthanasiewet in de Eerste Kamer bleek er ineens een platform te kunnen worden opgericht waarop tal van maatschappelijke organisaties met uiteenlopende levensbeschouwelijke achtergronden maar met eenzelfde doelstelling, elkaar konden vinden. En zij konden zichtbaar maken dat het maatschappelijk verzet tegen die euthanasiewet op grond van steekhoudende argumenten veel breder was dan op grond van de politieke verhoudingen in de Staten-Generaal bleek.
Zelf mag ik directeur zijn van een podium dat zichzelf begrijpt als een permanentisering van dat platform van toen. Het is allesbehalve prettig om te constateren dat het werk van die stichting na de verkiezingen van afgelopen woensdag -juist in het verdedigen van duur verworven rechten en vrijheden- noodzakelijker is dan ooit.
Laten we de handen ineenslaan. Het gaat om de toekomst van ons en onze kinderen, om de vrijheid ons geloof te belijden en onze kinderen in de geest van dat geloof te onderwijzen en te doen onderwijzen. Het gaat dus om het openhouden van de toekomst. Op deze meest aangelegen kwestie is samenwerking noodzakelijker dan ooit.
De auteur is directeur van de Edmund Burke Stichting, het Nederlandse platform voor conservatieve gedachtevorming in Den Haag.