Opinie

De grenzen van ons kennen

Eens hoorde ik een Engelse collega zeggen: „We teach what we know.” Zoals hij het bedoelde, is dit niet direct te vertalen in het Nederlands, want ”leren” heeft bij ons de betekenis van zowel kennis overdragen als kennis tot je nemen. De zin: ”Wij onderwijzen wat wij weten” houdt ook in dat je niet kunt overdragen wat je niet weet.

Prof. dr. ir. J.H. van Bemmel
12 June 2009 07:42Gewijzigd op 14 November 2020 08:06

Over dat laatste zou ik wat meer willen zeggen. Immers, om kennis over te dragen moet je flink boven de stof staan. Alleen als je deze in begrijpelijke taal kunt uitdrukken, kom je over. Anders schort er wat aan de rijpheid van je kennis. Maar beweer je meer dan je weet, dan ga je je boekje te buiten; dat heet speculatie. Enige tijd geleden citeerde ik op deze plaats Wittgenstein, die zei dat men moet zwijgen over wat men niet weet.Sommige wetenschappers –maar vooral niet- en pseudowetenschappers– doen alsof zij alles weten en, mocht dit nog niet helemaal het geval zijn, dan moet men maar even geduld hebben, want ”er wordt aan gewerkt”. Bekende probleemgebieden zijn het energievraagstuk, de opwarming van de aarde, de kredietcrisis, het terrorisme, de waterbeheersing, en de armoedebestrijding.

Rumsfeld

Je kunt van de voormalige minister van Buitenlandse Zaken van de VS, Donald Rumsfeld, van alles zeggen, maar in 2003 deed hij een kostelijke uitspraak: „Er is bekende kennis. Dat zijn de dingen die we weten. Ook is bekend waarover we geen kennis bezitten. Dat zijn de dingen waarvan we weten dat we ze niet weten. Maar er is ook onbekende onwetendheid. Dat zijn de zaken waarvan we niet weten dat we ze niet weten.” Uitspraken over zaken die ons verstand te boven gaan, behoren tot de laatste categorie. Het besef dat er een grens is aan onze kennis heeft meer met wijsheid dan met verstand te maken. Het is de wijsbegeerte die de grenzen van onze kennis expliciet probeert te maken.

Dat er iets zou bestaan ”wat in geen mensenhart is opgeklommen”, ontglipt iemand die denkt dat alleen dat bestaat wat voor ogen is. Trouwens, veel mensen etaleren niet graag hun onkunde. Naarmate wij vorderen in kennis neemt het aantal vragen over het onbekende exponentieel toe. Ik noem er enkele.

Big bang

Eerst enkele grote natuurkundige vragen. Einstein zei dat het een groot raadsel is „waarom er iets is en niet niets.” Een vraag waarop geen mens ooit het antwoord zal kunnen geven. Voor kosmologen is het een grote vraag waarom en hoe de kosmos ontstond met een ”big bang”.

Nog een vraag van deze aard is of er naast de vier dimensies die wij kennen (de ruimte plus de tijd waarin wij leven) nog andere dimensies zijn. Zoiets gaat ons voorstellingsvermogen te boven, maar zou wel duiden op de oneindige complexiteit van de schepping. En waarom zou dat ook eigenlijk niet kunnen? De God van de schepping is toch niet onderhorig aan de tijd of aan de door Hem bedachte werkelijkheid? Augustinus deed daar al uitspraken over.

Enkele sleutelvragen van biologische aard. Het is een toenemend raadsel hoe het eerste leven tot stand kwam – althans, voor mensen die menen dat God niet bestaat! Ik reken de ideeën over ”hoe de evolutie werkt” tot het gebied van de speculatie. Dit raadsel wordt alleen maar groter, naarmate we meer weten van de indrukwekkende complexiteit van de biologische cel. David zong in Psalm 19 dat de hemelen Gods eer vertellen; vandaag mogen we daar gerust de cellen aan toevoegen.

Ten slotte (maar de lijst is veel en veel langer): ondanks de grote vorderingen op het gebied van de neurowetenschappen, weten wij nog steeds niet hoe wij denken, zien of horen (de laatste twee in stereo!), hoe wij ons bewust zijn en zelfs niet waar ons geheugen zit en hoe wij onthouden.

Orde

Dit alles beseffend, waarom denken wij dan te weten hoe het is gegaan bij de schepping van hemel en aarde? Ik zou er het fijne ook best van willen begrijpen, maar wetenschappelijk blijft het speculeren. In dit verband: God schiep „het licht” (al vóór „de grote lichten”), maar wie weet wat licht is? Zijn het deeltjes of golven? De grote natuurkundigen van begin vorige eeuw, Niels Bohr en Albert Einstein, kwamen er niet uit.

Een kind kan al zien dat de werkelijkheid van grote orde getuigt. Die orde komt ergens vandaan. Ook de wetenschap gaat van het bestaan van die orde uit, die gegeven is en onverklaarbaar. Waarom is er niet alleen maar chaos? Ook veel niet-christenen verbazen zich daarover. Einstein zei: „Het enige dat onbegrijpelijk is aan deze wereld, is dat zij begrijpelijk is.”

Wie heeft dat zo bedacht? Elke mens die eerlijk is tegenover zichzelf, moet op enig moment daarop antwoord geven. Het antwoord van de christen is dat de orde in de werkelijkheid bij God vandaan komt.

De auteur is emeritus hoogleraar medische informatica en oud-rector magnificus van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Reageren aan scribent?
goedbekeken@refdag.nl.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer