Waar een asbak is, is (geen) rook
Ik ben geen roker. Nou ja, op een zwoele zomeravond wil ik -buiten- wel eens een dun sigaartje opsteken, liefst een goed glas wijn bij de hand. Maar daar blijft het bij.
Een cafébezoeker ben ik evenmin. Dat ik me druk maak om het rookverbod dat sinds enkele maanden van kracht is voor openbare gelegenheden, heeft dan ook een andere oorzaak. Eigenlijk vind ik het prima dat het niet langer is toegestaan om ongegeneerd je medemens in met rook vervuilde lucht te hullen. De gevaren van meeroken zijn genoegzaam bekend. Los daarvan is het gewoon onfatsoenlijk om anderen met de lasten van je lusten op te zadelen.Maar de manier waarop de overheid de nieuwe wet probeert te handhaven, stuit me tegen de borst. In ruimten waar niet gerookt mag worden, moet duidelijk zichtbaar aangegeven worden dat er niet mag worden gerookt. Dat kan ik billijken. Maar de wetgever eist ook dat alle asbakken worden verwijderd. Ziet een controleur een asbak op een café- of restauranttafel staan, dan riskeert de eigenaar een flinke geldboete. Ook als er in geen velden of wegen een roker valt te bekennen. Waar een asbak is, is rook.
En dat is toch raar. Het verbaast me dat horeca-eigenaren nog niet massaal in verzet gekomen zijn tegen deze beperking van hun vrijheid. Ze moeten toch zelf weten of ze hun etablissement volstouwen met asbakken, desnoods tot de nok toe? Als er maar niet gerookt wordt.
Achterliggende gedachte van deze asbakverbanning is natuurlijk dat de controle op naleving van het rookverbod zich zo gemakkelijker laat handhaven. De controleurs hoeven geen rokers op heterdaad te betrappen, de aanwezigheid van een asbak is voldoende reden voor een pittige prent.
Diezelfde tactiek paste de overheid toe toen het verbod op mobiel bellen tijdens het autorijden werd ingevoerd. Geen kwaad woord over deze maatregel - een auto is nu eenmaal geen kantoor en bellen achter het stuur is levensgevaarlijk. Maar, zo bedacht de wetgever, hoe kan een agent zien of iemand echt aan het bellen of aan het sms’en is tijdens het rijden? Om discussies bij het open portierraam te voorkomen, is een even simpele als doeltreffende oplossing bedacht. De automobilist mag tijdens het rijden geen mobiele telefoon in zijn hand houden. Punt. Ook als hij niet aan het bellen of sms’en is, krijgt hij hiervoor een boete.
Het is de vraag of dergelijke bepalingen juridisch houdbaar zijn. Want waarom mag ik wel een reep chocola, een pen of zelfs een kop koffie vasthouden tijdens het rijden, maar geen mobiele telefoon? Zolang ik niet bel of sms is er toch niets aan de hand?
Waar ik me druk om maak? Om het principe. De overheid probeert met oneigenlijke middelen wetten te handhaven - en daar moeten we beducht voor zijn. Als straks blijkt dat het moeilijk is om mensen te betrappen die een leeg blikje uit het autoraam gooien, wordt het dan verboden om colablikjes in de auto te hebben? En als uit cijfers blijkt dat de meeste inbraken ’s nachts worden gepleegd, krijgen we dan een nachtelijk straatverbod voor iedereen tussen twaalf en zes uur?
Voor we er erg in hebben leven we in een politiestaat, waarin de overheid het doen en laten van de burgers tot in de details controleert. Met alle gevaren van dien, want de technische mogelijkheden zijn sinds 1984 griezelig sterk toegenomen.
Laat de overheid zich bezighouden met zaken die er werkelijk toe doen en vooral niet de eigen verantwoordelijkheid van burgers om zeep helpen. Daarmee is de samenleving niet gediend. Vrijheid en verantwoordelijkheid horen onlosmakelijk bij elkaar.
En het kan toch niet zo zijn dat de restauranthouder die bij Trade Art à raison van 195 euro asbakken aanschafte in de vorm van een uitgedrukte peuk en voorzien van de sticker ”verboden te roken” een boete van 300 euro krijgt?
Reageren aan scribent?
beeldenstorm@refdag.nl.